• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/61

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

61 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Het revalidatiecentrum Leijpark in Tilburg is voor deze groep een speciaal, zeer intensief behandel­ programma ontwikkeld. Kenmerken van patiënten met deze problematiek, wat dit programma precies inhoudt en wat de rol van de psycholoog daarin is:



Case volgorde:



1. opnamen in
2. opname in h
3. Informatiegesprek met
4. Een X weken o
5. b
6. s
7. Streven naar
8. aanmelding op
9. cog
10. In
11. Coac
12. ge
13. po
14. neu
15. De psycholoog blijft betrokken bij
16. R


1. opnamen in het ziekenhuis
2. opname in het revalidatiecentrum
3. Informatiegesprek met de psycholoog met familie over de werking van de hersenen, de gevolgen van hersenletsel en het behandelprogramma.
4. Een X weken observatie
5. basaal-cognitief stimuleringsprogramma dat gecoördineerd wordt door de psycholoog, om haar meer grip te laten krijgen op visueel, auditief en tactiel aangeboden materiaal.
6. structuur aangeboden om weer te leren oriënteren in tijd, ruimte en plaats.
7. Streven naar herstel oude niveau van functioneren
8. aanmelding op de Mytylschool om huidige niveau schoolse activiteiten opnieuw op te bouwen.
9. cognitieve vaardigheden in kaart brengen door psycholoog door middel van uitgebreid neuropsychologisch onderzoek.
10. Intensieve begeleiging van familie en naasten door de psycholoog intensief hoe ze het beste met client kunnen om gaan.
11. Coaching therapeuten
12. geheugenstrategie-training
13. poliklinische behandeling.
14. neuropsychologisch herhalingsonderzoek
15. De psycholoog blijft betrokken bij de begeleiding van cliënt en ouders
16. Re-integratie indien mogelijk met overgebleven capaciteiten.

De plaats van het behandelprogramma in de gezondheidszorg



Het speciale klinische en poliklinische behandelprogramma vindt plaats op een afdeling van Revalidatiecentrum Leijpark in Tilburg.



Het behandelprogramma is specifiek ontwikkeld voor kinderen en jeugdigen met Niet-Aangeboren Hersenletsel (N)-



De patiënten worden hier zo snel mogelijk opgenomen; ze zijn doorgaans in een

vegetatieve of laagbewuste toestand.



De revalidatie wordt onmiddellijk gestart, daarbij een speciaal en op het individu afgestemd programma volgend.



De behandelinhoud en procedures voor deze doelgroep zijn vastgelegd in formele protocollen. Dit programma is thans nog experimenteel en uniek in Nederland. Afhankelijk van de uitkomsten van evaluatieonderzoek zal het in de toekomst al dan niet een reguliere plaats krijgen in andere revalidatie-inrichtingen.

De behandelinhoud en procedures voor deze doelgroep zijn vastgelegd in

formele protocollen.



Dit programma is thans nog experimenteel en uniek in Nederland. Afhankelijk van de uitkomsten van evaluatieonderzoek zal het in de toekomst al dan niet een reguliere plaats krijgen in andere revalidatie-inrichtingen.

De primaire doelstelling van het behandelprogramma



Het behandelprogramma is specifiek gericht op het stimuleren van kinderen en jeugdigen met verworven hersenletsel.



Het achterliggende idee is

dat er in alle fasen nog mogelijkheden zijn om het zenuwstelsel te 'herprogrammeren'.



Er zijn in de literatuur tal van aanwijzingen dat de hersenen zodanig flexibel zijn dat er, ook na zware beschadiging, mogelijkheden zijn tot geheel of gedeeltelijk herstel van functies. Door intensieve stimulatie van alle zintuigen zou dit herstel bevorderd kunnen worden.

Centraal gegeven in de behandeling is voorts dat een kind/jongere deel uitmaakt van een groter geheel: het gezin.



Het uiteindelijke doel is

dat de patiënt terug gaat naar huis en daar verder leeft, al dan niet met beperkingen en handicaps.



Het is essentieel om het gezin van het begin af aan te informeren, te begeleiden en te leren omgaan met hun kind/jongere met beperkingen en handicaps en met de veranderingen die tijdens het behandelproces wel of niet optreden. In de behandeling staat dus niet alleen de patiënt, maar ook diens naaste omgeving centraal.

Het is essentieel om het gezin van het begin af aan te informeren, te begeleiden en te leren omgaan met hun kind/jongere met beperkingen en handicaps en met de veranderingen die tijdens het behandelproces wel of niet optreden.



In de behandeling staat dus niet alleen de patiënt, maar ook

diens naaste omgeving centraal.

Het soort patiënten en hun problematiek - de hulpvraag



Bij sommige NAH-patiënten is het hersenletsel zo ernstig dat zij

nog in een vegetatieve of laagbewuste toestand verkeren.



Deze patiënten krijgen een speciaal Intensief Neurorevalidatieprogramma aangeboden.

Definities van coma, vegetatieve toestand, laag bewust, bewust



Coma is een gevolg van zeer ernstig hersenletsel. Iemand is eerst in coma en gaat dan over naar de vegetatieve toestand.



Daarbinnen zijn drie fasen te onderscheiden, voordat hij overgaat naar een laag bewuste toestand. Ook daarin zijn weer drie fasen te onderscheiden.



In iedere fase, behalve de comateuze fase, kan men blijven


'steken '.



Iemand die langer dan twee tot drie weken in coma is, komt daaruit, óf door over te gaan naar een vegetatieve toestand óf door te overlijden.

Volgorde coma, vegetatieve toestand, laag bewust, bewust




1. C
2. V
• A
• R
• R
3. L
• O
• O
• S
4. B


1. Coma
2. Vegetatieve toestand
• Activiteitenniveau
• Reflexmatige activiteiten
• Reacties in gestimuleerde lichaamsdelen
3. Laag bewust
• Overgangsfase
• Onsamenhangende (verwarde) reacties
• Samenhangende reacties
4. Bewust

Coma



Betrokkene heeft:



• geen s
• de o
• er is een
• Op p
• verder g




• geen slaap-waakritme,
• de ogen zijn gesloten,
• er is een slechte tot zelfs totaal afwezige controle van de basale lichaamsfuncties, zoals ademhaling, lichaamstemperatuur, bloed­ druk, enzovoort.
• Op pijnprikkels kunnen reflexbewegingen optreden (strek- of buigbewegingen),
• verder geen reacties.

Vegetatieve toestand



• Betrokkene heeft wel een s
• De controle over b
• Er is geen b



• Betrokkene heeft wel een slaap-waakritme.
• De controle over basale lichaamsfuncties is grotendeels hersteld.
• Er is geen beademing meer nodig.

Vegetatieve toestand:


• Betrokkene heeft wel een slaap-waakritme.
• De controle over basale lichaamsfuncties is grotendeels hersteld.
• Er is geen beademing meer nodig.



-Activiteitenniveau….


-Reflexmatige activiteiten…..


-Reacties in gestimuleerde lichaamsdelen…...


-Activiteitenniveau


• Er is sprake van hyporesponsiviteit.
• Meestal zijn er geen reacties,
• soms ziet men vertraagde reflex­ activiteit op prikkels.



-Reflexmatige activiteiten
Vaak ziet men grote strek- of schrikreacties op prikkels, zonder dat er gewenni ng optreedt. De reac­ ties ku nnen overgaa n in buigreacties (terugtrekken). Er ku nnen dwalende oogbewegingen optre­ den zonder te volgen. Soms is er spra ke va n gezichtsuitdrukkingen bij stimulatie.



-Reacties in gestimuleerde lichaamsdelen.
Bij aanraking trekt de patiënt zijn arm of been terug. Stimulering met tactiele, auditieve of visuele prikkels, leidt tot een reactie in de richting van de prikkel (localiseren). Er is sprake van volgen met de ogen, maar er wordt niet gefixeerd op personen of voorwerpen. Soms wendt de patiënt zich naar geluid.


Laag bewust



-O


-O


-S


-Overgangsfase
Betrokkene is het grootste deel van de dag wakker. Over het algemeen zijn de reacties op prikkels meer doelgericht. Veel gedrag is automatisch (zonder er bewust bij na te denken), zoals het ope­nen van de mond bij het zien of voelen van eten. Voorwerpen en mensen worden met de ogen ge­ volgd. Soms is er sprake van emotionele reacties als h uilen of lachen bij het zien van familie.



-Onsamenhangende (verwarde) reacties
De reacties op opdrachten zijn zeer wisselend. De patiënt is nog volledig afhankelijk. Betrokkene heeft nog duidelijke cognitieve (denk}stoornissen en kan niet helder denken.



-Samenhangende reacties
Er wordt adequaat gereageerd op opdrachten. Er zijn nog wel op verschillende gebieden cognitieve stoornissen. maar betrokkene is meestal redelijk goed aanspreekbaar.

Laag bewust



-Overgangsfase...


-Onsamenhangende (verwarde) reacties...


-Samenhangende reacties….


-Overgangsfase
Betrokkene is het grootste deel van de dag wakker. Over het algemeen zijn de reacties op prikkels meer doelgericht. Veel gedrag is automatisch (zonder er bewust bij na te denken), zoals het ope­nen van de mond bij het zien of voelen van eten. Voorwerpen en mensen worden met de ogen ge­ volgd. Soms is er sprake van emotionele reacties als h uilen of lachen bij het zien van familie.



-Onsamenhangende (verwarde) reacties
De reacties op opdrachten zijn zeer wisselend. De patiënt is nog volledig afhankelijk. Betrokkene heeft nog duidelijke cognitieve (denk}stoornissen en kan niet helder denken.



-Samenhangende reacties
Er wordt adequaat gereageerd op opdrachten. Er zijn nog wel op verschillende gebieden cognitieve stoornissen. maar betrokkene is meestal redelijk goed aanspreekbaar.

Bewust
De patiënt reageert over het algemeen


adequaat op de omgeving, waarbij goede wederzijdse com­ municatie mogelijk is, eventueel met gebruik van hulpmiddelen.


Slaagt de behandeling, dan nog kunnen de overblijvende stoornissen na hersen­ letsel zeer uiteenlopend, zowel naar aard, complexiteit en ernst zijn.



Problemen die zich kunnen voordoen zijn:



• S
• P
• c
• a
• M




• Somatische gevolgen
• Psychische gevolgen
• Gevolgen voor de communicatie
• Gevolgen voor de activiteiten van het dagelijks leven
• Maatschappelijke gevolgen


Somatische gevolgen



Bij somatische gevolgen wordt vaak alleen aan de stoornissen in de bewegingsmogelijkheden gedacht. De gevolgen op ………….. zijn echter net zo belangrijk.


vegetatief (basale lichaamsprocessen), neurologisch (zenuwstelsel), orthopedisch (botten en gewrichten) en sensorisch (waarneming) gebied zijn echter net zo belangrijk.

Psychische gevolgen



Er wordt hierin onderscheid gemaakt tussen:



K


D


P


G



-de kennis en het begripsvermogen (de intelligentie),


-het denkvermogen (de cognitie),


-de persoonlijkheid en


-het gedrag.




Kort na een trauma zijn de mees­te of al deze functies gestoord. Bij veel mensen, ook met een licht letsel, blijven de cognitieve stoornissen aanwezig. Deze stoornissen hebben een groter negatief effect op het dagelijks functioneren dan somatische stoornissen.



Naast de cognitieve stoornissen kunnen persoonlijkheids- en gedragsveranderingen voorkomen, me een nog groter negatief effect op het functioneren kunnen hebben.

Gevolgen voor de communicatie



Stoornissen op het gebied van de communicatie beperken zich niet alleen tot het spreken en het begrijpen van gesproken taal.



Er kunnen zich ook


stoornissen voordoen in het uiten en begrijpen van intonatie, gebaren en lichaamstaal en ook het begrijpen van gelezen taal.

Gevolgen voor de activiteiten van het dagelijks leven



Activiteiten van het dagelijks leven zoals voortbewegen, eten en drinken, wassen, aan- en uitkleden, toiletgebruik enzovoort zijn toepassingen van functies en vaardigheden .



Er wordt dan niet gesproken van stoornissen maar:


van beperkingen of handicaps.

Maatschappelijke gevolgen



Deze gevolgen zijn onder te verdelen in



-de sociale gevolgen voor de p


-de gevolgen voor het g



-de sociale gevolgen voor de patiënt zelf en


-de gevolgen voor het gezin.

De verwijzing en doorverwijzing van patiënten



Zoals reeds gezegd, bestaat de patiëntengroep voor dit programma uit kinderen en jeugdigen met verworven hersenletsel. De achterliggende oorzaak kan zeer di­vers zijn.



Verwijzers van patiënten met een revalidatie-indicatie zijn doorgaans medisch specialisten, in dit geval met name

neurologen Dit programma heeft een landelijke functie. Het is derhalve van belang om patiënten die in principe voor deze behandeling in aanmerking komen, zo snel mogelijk na het oplopen van het trauma, vaak vanuit een ziekenhuis, naar het revalidatiecentrum te transporteren .

Mogelijke oorzaken van niet-aangeboren hersenletsel.



T


N

Traumatisch


Niet traumatisch

traumatisch



met of zonder schedelletsel
-(verkeers)ongeval
- val
- zwaar voorwerp tegen hoofd
-binnendringen van botgedeeltes als gevolg van schedelbreuk
- binnendringen va n een vreemd voorwerp zoals kogel, steekwapen, ijzeren voorwerp

Niet traumatisch

- hypoxie/anoxie, ten gevolge van :
hartstilstand
bijna-verdrinking
strangulatie
rookvergiftiging



- infectie
- cerebrova sculair accident (CVA)
- tumor
- intoxicatie (drugs, rook , alcohol)
- epilepsie
- hydrocephalus
- metabole aandoeningen
- degeneratieve ziekte



De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog in het behandelprogramma


Het revalidatieproces is op te delen in drie fasen. Bij elke fase in het revalidatie­ proces zijn verschillende disciplines betrokken. Het bieden van structuur en duidelijkheid blijkt vooral voor veel NAR-patiënten een voorwaarde te zijn om iets te leren van de revalidatiebehandeling .



Het is noodzakelijk dat

alle behandelaars weten wat er van hen verwacht wordt, dat de gedragssturing door een ieder op dezelfde manier wordt aangepakt en er, indien noodzakelijk, snel en accuraat veranderingen in de aanpak worden doorgevoerd .



De totale behandelduur kan variëren van enkele weken tot ongeveer twee jaar. In een enkel geval duurt de behandeling langer om een specifieke training af te ronden.



De drie fasen.



1. V
2. M
3. L


1. Vroegefase van behandeling (vegetatieve fase)
2. Middenfase van behandeling
3. Late fase van behandeling

Vroegefase van behandeling (vegetatieve fase)



In de eerste fase van behandeling (vegetatieve fase) is het doel van de behandeling

het bewustzijn te doen terugkeren door middel van sensorische en sensomotorische stimulatie.



Daarnaast wordt de fase gekenmerkt door intensieve medische, paramedische en verpleegkundige zorg, gericht op het voorkómen van complicaties en het herstel van alle menselijke functies. Om van de vroege fase in de middenfase van behandeling terecht te komen, moet de betrokkene laag bewust zijn; dat wil zeggen dat de patiënt gericht moet kunnen reageren op de omgeving (op wat voor een manier dan ook). Als de patiënt vegetatief is/blijft na drie maanden behandeling, is er geen sprake van overgang naar de middenfase en vindt zo spoedig mogelijk ontslag plaats, vaak naar een verpleeghuis.



De werkzaamheden van de psycholoog in deze vroege fase zijn:
• het voeren van een informatiegesprek met familieleden over de werking van de hersenen;
• het opzetten, uitvoeren en evalueren van het sensorisch stimuleringsprogramma;
• de begeleiding/ coaching van familieleden en behandelaars.


Daarnaast wordt de fase gekenmerkt door

intensieve medische, paramedische en verpleegkundige zorg, gericht op het voorkómen van complicaties en het herstel van alle menselijke functies. Om van de vroege fase in de middenfase van behandeling terecht te komen, moet de betrokkene laag bewust zijn; dat wil zeggen dat de patiënt gericht moet kunnen reageren op de omgeving (op wat voor een manier dan ook). Als de patiënt vegetatief is/blijft na drie maanden behandeling, is er geen sprake van overgang naar de middenfase en vindt zo spoedig mogelijk ontslag plaats, vaak naar een verpleeghuis.



De werkzaamheden van de psycholoog in deze vroege fase zijn:
• het voeren van een informatiegesprek met familieleden over de werking van de hersenen;
• het opzetten, uitvoeren en evalueren van het sensorisch stimuleringsprogramma;
• de begeleiding/ coaching van familieleden en behandelaars.


De werkzaamheden van de psycholoog in deze vroege fase zijn:



• het voeren van e
• het o
• de begeleiding/ coaching van


• het voeren van een informatiegesprek met familieleden over de werking van de hersenen;
• het opzetten, uitvoeren en evalueren van het sensorisch stimuleringsprogramma;
• de begeleiding/ coaching van familieleden en behandelaars.

Middenfase van behandeling



In de middenfase van de behandeling staat

de hertraining van cognitieve, motorische en communicatieve functies voorop.



De omgeving moet in hoge mate gestructureerd worden en daarnaast moet de patiënt een groter cognitief en gedragsmatig aanpassingsvermogen ontwikkelen. De zorg op somatisch gebied wordt voortgezet. Een positieve ontwikkeling in de middenfase van behandeling leidt tot overgang naar de late fase van behandeling.



Daarnaast is er tevens sprake van een overgang van middenfase naar late fase als er geen vooruitgang meer wordt geboekt, de mogelijkheden gestabiliseerd zijn en het gaat om het handhaven van het bereikte niveau. De overgang van midden- naar late fase is vaak een geleidelijk proces dat sterk afhankelijk is van de ontwikkeling die de patiënt op verschillende functiegebieden doormaakt.

Daarnaast is er tevens sprake van een

overgang van middenfase naar late fase als er geen vooruitgang meer wordt geboekt, de mogelijkheden gestabiliseerd zijn en het gaat om het handhaven van het bereikte niveau.



De overgang van midden- naar late fase is vaak een geleidelijk proces dat sterk afhankelijk is van de ontwikkeling die de patiënt op verschillende functiegebieden doormaakt.

De werkzaamheden van de psycholoog in deze middenfase van behandeling zijn:



• het v
• het in kaart brengen van c
• het opzetten en uitvoeren van i
• begeleiding/ coaching van g



• het voortzetten van het stimuleringsprogramma;
• het in kaart brengen van cognitieve stoornissen/vaardigheden;
• het opzetten en uitvoeren van interventies gericht op cognitieve stoornissen en gedrags- en of verwerkingsproblematiek;
• begeleiding/ coaching van gezinsleden en behandelaars.

Wanneer een patiënt gericht gaat reageren en zich niet langer meer in een vegetatieve maar laagbewuste toestand bevindt, wordt het stimuleringsprogramma door de psycholoog aangepast.



Dit basaal-cognitieve stimuleringsprogramma is meer uitlokkend van aard dan het basaal zintuiglijk stimuleringsprogramma dat in de eerste fase uitgevoerd wordt. De patiënt wordt op visueel, auditief en tactiel ge­ bied uitgelokt gericht te reageren en een juiste respons te geven op opdrachten. Dit uitlokken gebeurt op een niveau dat

past bij de leeftijd, (herstel)ontwikkeling en interesses van de patiënt. In het programma is er tevens aandacht voor oriëntatie-activiteiten en het uitlokken van communicatie door middel van ja/nee­ reacties.

Dit programma wordt voortgezet tot de patiënt een zodanig niveau bereikt heeft dat hij

neuropsychologisch onderzocht kan worden. Dit is ook het moment dat de patiënt aangemeld wordt op de Mytylschool waar opbouwend weer wordt deelgenomen aan schoolactiviteiten die passen bij het niveau van de patiënt op dat moment.

Cognitieve functies worden met behulp van neuropsychologische testen door de psycholoog in kaart gebracht. Er kunnen stoornissen optreden op veel gebieden zoals

aandacht en concentratie, geheugen, taalbegrip, ruimtelijke oriëntatie, tempo van informatieverwerking, organisatie- en planningsvermogen, perceptie en de complexe redeneerfuncties. Naast deze tests maken anamnese, hetero­ anamnese en observatie ook deel uit van het neuropsychologisch onderzoek.

Met de (hetero-)anamnese inventariseert de psycholoog de premorbide ontwikkeling en vaardigheden en de huidige klachten en ervaren veranderingen. De observa­ties tijdens het onderzoek hebben als doel


het inventariseren van feitelijk gedrag tijdens de specifieke testen.



Na het neuropsychologisch onderzoek analyseert de psycholoog de onderzoeksresultaten en legt deze in begrijpelijke taal voor de patiënt en zijn familie uit. In het bijbehorende rapport staan de conclusies samengevat en komt de psycholoog tot een interventie-advies.

Geheugenproblemen vormen het belangrijkste probleem bij NAH-patiënten. Vooral het terughalen van

nieuwe informatie is vaak gestoord. Tussen de 50-75% van de mensen met een hersenletsel ondervindt stoornissen in het geheugen.



Dit maakt dat er veel aandacht uitgaat naar het ontwikkelen van geheugentrainingsprograrnma's.

Naast het in kaart brengen van de cognitieve functies houdt de psycholoog zich voor een groot deel bezig met

gedragsproblematiek ontstaan na het hersenletsel.



Er kunnen gedragsproblemen ontstaan, gedrag, en persoonlijkheid kunnen voor komen als gevolg van het letsel.

Late fase van behandeling



In de late fase van behandeling staan het ………. van de patiënt centraal.

het vergroten van de onafhankelijkheid en het aanpassingsvermogen van de patiënt centraal.

De steun uit de omgeving wordt verminderd en er wordt functioneel-integratief getraind in een natuurlijke omgeving .



Tevens is er veel aandacht voor


sociale reïntegratie. Deze fase is per definitie gericht op het ontslag uit de revalidatiebehandeling, waarmee de fase wordt afgesloten.


De werkzaamheden van de psycholoog in deze late fase van behandeling betreffen de

afronding van de begeleiding/behandeling .



Dit betreft vooral de voorbereiding van de patiënt en zijn familie op de terugkeer in de maatschappij voor zover dat mogelijk is. Voor de één betekent dit weinig verandering , voor een ander kan het een totaal veranderd (afhankelijker) leven zijn.



Trainingen om vaardigheden aan te leren, worden afgesloten of overgedragen aan externe anderen die met de patiënt te maken gaan krijgen.

Afhankelijk van het herstel en hulpbehoeftigheid is het een totaal afgerond proces of blijft het

een levenslang traject van begeleiding en hulpverlening.



In deze fase van de behandeling begeleidt de psycholoog de patiënt zonodig individueel op het gebied van acceptatie- en verwerkingsproblematiek als gevolg van de plotseling ontstane beperkingen en handicaps.

belangrijkste vaardigheden van de psycholoog in het behandelprogramma


In zijn algemeenheid dient een psycholoog, werkzaam in de revalidatie, te beschikken over:




• z
• s
• g
• t
• m
• v
• g
• b
• v
• h


• zelfstandige werkhouding ,
• sociale vaardigheden,
• geduld,
• tact en invoelend vermogen ,
• motiverende en stimulerende capaciteiten ,
• vermogen tot hanteren van conflictsituaties en omgaan met tegengestelde meningen en belangen,
• goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden,
• basiskennis op het gebied van sociaal-wetenschappelijk onderzoek,
• vaardigheden in het toepassen van psychologische gesprekstechnieken en
• hoge mate van flexibiliteit.

Naast deze vaardigheden is ruime kennis van de revalidatiegeneeskunde en van de werkgebieden en methoden van andere in de revalidatie werkzame disciplines een vereiste.



Tevens heeft de psycholoog kennis inzake de relatie tussen lichamelijke ziekte/beperkingen en psychische processen en beschikt hij over ruime ervaring met het toepassen van psychodiagnostische methoden en technieken op het gebied van:



• o
• p
• o
• n



• o
• o
• h
• o


• ontwikkelingspsychologisch onderzoek;
• persoonlijkheidsonderzoek;
• onderzoek gericht op school- en beroepskeuze;
• neuropsychologisch onderzoek;
• onderzoek naar gedragstekorten;
• onderzoek naar verloop van rouwprocessen;
• handicapverwerking;
• onderzoek naar de gevolgen van diverse lichamelijke aandoeningen voor het psychisch functioneren van de revalidant.

Omdat de psycholoog werkzaam in de revalidatie deel uitmaakt van een team, zijn kennis van en vaardigheden in

het coachen van en adviseren aan andere disciplines met betrekking tot specifieke psychologische aspecten van groot belang (IDP, sectie Revalidatie, 1999).



Kortom, de psycholoog in de revalidatie dient een duizendpoot te zijn.

Trends en nieuwe ontwikkelingen



-O
• F
• S
• S
• S
• V
-W


-Ontwikkeling van geheugentrainingsprogramma's
• Functietraining
• Strategietraining
• Strategie training ‘ordenen’
• Strategie training ‘beelden’
• Vaardigheidstraining



-Wetenschappelijk onderzoek

Ontwikkeling van geheugentrainingsprogramma's



In Revalidatiecentrum Leijpark hebben psychologen in de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan het ontwerpen van een compleet geheugentrainingsprogramma. Het programma bestaat uit vijf onderdelen, op drie niveaus:



1. het niveau van de f
2. het niveau van de s
3. het niveau van de v


1. het niveau van de functietraining;
2. het niveau van de strategietraining, waarbinnen twee varianten zijn ontwikkeld: een training ordenen en een training visualiseren;
3. het niveau van de vaardigheidstraining, waarbij geleerd wordt een geheugen­ werkboek te hanteren, met een keuze tussen een papier-en-pen-vorm of een elektronische vorm.



De geheugentrainingen worden door de psycholoog zelf of door een psychologisch assistent uitgevoerd. Daarnaast evalueert en rapporteert de psycholoog over de voortgang van de training en geeft hij familieleden en de behandelaren hierover feedback.

Functietraining



De eerste fase in de training is gericht op het verbeteren van de


primaire geheugenprocessen als opslag, vasthouden en terughalen .



De training maakt ge­ bruik van zowel verbaal als niet-verbaal materiaal en doet een beroep op visuele, auditieve en tactiele processen. Dit deel van de training is bedoeld voor de eerste fase van het herstel, als betrokkene nog dagelijks 'nieuwe' vaardigheden laat zien. Verondersteld wordt dat de training een positieve invloed uitoefent op het herstelverloop door de oude neurologische netwerken weer aan te spreken of door nieuwe te vormen waardoor de basale geheugenfuncties weer een voldoende basis vormen voor het dagelijks functioneren.



Dit deel van de training bestaat uit 23 onderscheiden onderdelen, waarbij alle modaliteiten met verschillende soorten prikkels worden gestimuleerd.

Voorafgaand aan de uitvoering van de training wordt een baseline vastgesteld , zodat betrokkene niet op een te hoog niveau wordt aangesproken.



Sommigen laten gedurende de training snel herstel zien (meer dan voor­ afgaand aan de training) , anderen laten helemaal geen herstel zien. Als dat laat­ ste zich voordoet, is het beter


na zes tot acht sessies te stoppen.



Te lang doorgaan met iets dat niet lukt, geeft problemen met de motivatie en stemming van betrok­ kene en zou wellicht het herstel eerder afremmen dan bevorderen.

Strategietraining



Indien er sprake is van blijvende geheugenstoornissen, blijkt het vaak mogelijk betrokkene te leren informatie op een andere manier op te slaan dan voorheen , of om dat bewuster te doen.



Hiervoor zijn er twee soorten strategieën ontwikkeld:


=één die gebruik maakt van verbale vaardigheden (vooral vanuit de dominante, van taal gebruikmakende hersenhelft gegenereerd) en



=één die gebruik maakt van visueel-ruimtelijke vaardigheden (vooral vanuit de niet-dominante , van beelden gebruikmakende hersenhelft gegenereerd).



De keuze voor de te gebruiken me­thode wordt voor een groot deel bepaald aan de hand van een neuropsychologisch onderzoek. Indien een duidelijk verschil wordt gevonden in prestaties tussen verbale of ruimtelijke vaardigheden is het verstandig te kiezen voor de 'sterke kant'. Indien dat verschil niet aanwezig is, kan de keuze worden gemaakt op geleide van de voorkeur van de revalidant.

De keuze voor de te gebruiken me­thode wordt voor een groot deel bepaald aan de hand van een

neuropsychologisch onderzoek.



Indien een duidelijk verschil wordt gevonden in prestaties tussen verbale of ruimtelijke vaardigheden is het verstandig te kiezen voor de 'sterke kant'. Indien dat verschil niet aanwezig is, kan de keuze worden gemaakt op geleide van de voorkeur van de revalidant.

Strategietraining 'ordenen'



In de strategietraining 'ordenen' leert de patiënt gebruik te maken van


een aantal categorieën om informatie in onder te brengen.



Deze categorieën worden aange­boden in de vorm van de 5 W-vragen:



Wie of Waarover,


Wat,


Waar,


Waarom,


Wan­neer.



De training moet ertoe leiden dat het ordenen van informatie op deze ma­ nier een automatisme wordt. Zolang het dat niet is, vergt het toepassen ervan veel cognitieve inspanning en energie. Het is van belang vooral te trainen op het in­ slijpen van de methodiek. Er moet dus niet te snel worden gestopt, omdat betrokkene de aangeboden informatie (die tijdens de training aanvankelijk vrij simpel moet blijven) op een andere manier ook wel kan onthouden.

Deze categorieën worden aange­boden in de vorm van de 5 W-vragen:



Wie of Waarover,


Wat,


Waar,


Waarom,


Wan­neer.



De training moet ertoe leiden dat het ordenen van informatie op deze ma­ nier een automatisme wordt. Zolang het dat niet is, vergt het toepassen ervan veel cognitieve inspanning en energie. Het is van belang vooral te trainen op het in­ slijpen van de methodiek. Er moet dus niet te snel worden gestopt, omdat betrokkene de aangeboden informatie (die tijdens de training aanvankelijk vrij simpel moet blijven) op een andere manier ook wel kan onthouden.


De training moet ertoe leiden dat het ordenen van informatie op deze ma­nier een

automatisme wordt.



Zolang het dat niet is, vergt het toepassen ervan veel cognitieve inspanning en energie. Het is van belang vooral te trainen op het in­ slijpen van de methodiek.



Er moet dus niet te snel worden gestopt, omdat betrokkene de aangeboden informatie (die tijdens de training aanvankelijk vrij simpel moet blijven) op een andere manier ook wel kan onthouden.

Om aan deze training te mogen deelnemen is een ondergrens van cognitief niveau gesteld van twaalf jaar.



Wellicht is dit echter nog te laag. Als mensen heel concreet denken, is het niet goed mogelijk

informatie op deze manier te abstraheren.



Men lijkt dan de informatie te gaan kleuren met eigen aanvullingen die blijk geven van concreet denken, maar die afbreuk doen aan het wezen van de te ont­ houden informatie.



Mensen die op een voldoende abstract niveau functioneren, geven er blijk van wel met deze strategie iets te kunnen doen.

Strategietraining 'beelden'



Uit bovenstaande zal duidelijk zijn dat mensen met een uitgesproken letsel in de dominante taalachtige hersenhelft niets hebben aan die strategie;


zij raken in de war door de noodzaak de informatie op een taalachtige manier te benaderen.



Deze groep lijkt meer baat te hebben bij


de strategietraining 'beelden', die betrokkene leert om van de aangeboden informatie mentale beelden te maken (plaatjes of filmpjes in het hoofd).



Deze strategietraining bestaat uit twee onderdelen:



-ge­lezen informatie en


-gehoorde informatie.



Beide onderdelen zijn weer onderverdeeld in drie fasen, toenemend in complexiteit:



-eerst het onthouden van woorden,


-dan van zinnen en


-uiteindelijk van hele teksten, opgebouwd uit alinea's.



Naast deze opbouw vindt er binnen elke fase nog een tweede opbouw plaats. De patiënt wordt de strategie door middel van zelfinstructie aangeleerd.



Hierbij spreekt hij in eerste instantie de instructie en het beeld in het hoofd hardop uit, vervolgens fluisterend en, ten slotte, in gedachten. De daarbij gebruikte zinnen zijn kort en dienen vooral als middel om te automatiseren. Ook mensen met taal­ stoornissen blijken in staat om deze zinnen te hanteren, tenzij er sprake is van een vrijwel volledige expressieve afasie.

Vaardigheidstraining



Veel mensen met geheugenstoornissen ondervinden uiteindelijk in het dagelijks leven de meeste hinder van hun stoornis doordat ze allerlei kleine dagelijkse af­ spraken niet of slechts gedeeltelijk kunnen onthouden, waardoor ze veel moge­ lijkheden tot zelfstandig functioneren missen.



Zij kunnen baat hebben bij


het leren gebruikmaken van een geheugenwerkboek:



een combinatie van een agenda, activiteitenplanner, aantekenboek, adres- en telefoonboek, en gegevensopslag.



Deze training kent ook twee vormen:


een papier-en-pen-uitvoering en


een elektro­nische uitvoering.



Beide vormen hebben verschillende voor- en nadelen en in de praktijk blijkt dat de één prima overweg kan met een elektronische uitvoering (waarbij het overzicht minder goed is), terwijl de ander het juist moet hebben van een papier-en-pen-uitvoering, die meer werk vereist.

De ervaring leert dat revalidant behoorlijk last moet hebben van zijn stoornissen wil hij voldoende gemotiveerd aan deze trainingen meewerken.



Zolang de om­geving

te veel zijn tekorten compenseert (hetgeen in een hulpverleningssetting, maar ook aanvankelijk in de thuissituatie gemakkelijk gebeurt) zal betrokkene niet het idee hebben dat hij erg veel beperkingen heeft.



Indien de motivatie aan­ wezig is, blijkt men in het algemeen goed in staat stap voor stap de diverse vaar­ digheden aan te leren. De ervaring leert dat men nogal eens te veel tegelijk wil, wat vrijwel altijd contraproductief werkt.

20.8.2 Wetenschappelijk onderzoek



Naast het ontwikkelen van cognitieve trainingen houden de psychologen zich tevens bezig met

wetenschappelijk onderzoek.



Sinds 1997 loopt er een langdurend onderzoek naar de effectiviteit van de 'Intensieve neurorevalidatie voor vegetatieve en laagbewuste patiënten'.



In 2000 is het RCL erin geslaagd overeenstemming te bereiken met het ministerie van VWS en de zorgverzekeraars over het voortzetten van het project tot 2004.



In deze periode blijft de RCL behandelen en onderzoek doen naar de effecten van de behandeling. De behaalde effecten worden vergeleken met het 'natuurlijk' beloop van controlegroepen die deze intensieve behandeling niet krijgen. Het onderzoeksteam staat onder leiding van een neuropsycholoog.