Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
116 Cards in this Set
- Front
- Back
bedrijf
|
Bedrijf: economische eenheden die hoofdzakelijk tot doel hebben productiefactoren samen te brengen om goederen en diensten te produceren, die zij dan aan de consumenten verkopen.
|
|
ondernemersrisico
|
Ondernemersrisico: de verkoop dekt de kosten niet, er is verlies
|
|
risicodragend kapitaal
|
Risicodragend kapitaal: kapitaal dat men ter beschikking stelt van een onderneming dat verloren kan gaan bij slechte resultaten.
|
|
economische winst
|
Economische winst= ondernemingsvergoeding à overwinst, de normale vergoeding op het geïnvesteerd kapitaal reeds opgenomen in de kosten.
|
|
boekhoudkundige winst
|
Boekhoudkundige winst= opbrengsten – kosten
|
|
vermogen
|
Vermogen: totaal aan middelen waarover de onderneming voor haar activiteiten kan beschikken.
|
|
eigen vermogen
|
Eigen vermogen: vermogen dat eigendom is van de kapitaalverschaffers; in hoofdzaak het ingebrachte kapitaal, maar ook de gereserveerde winsten uit vorige boekjaren. Dit wordt meestal vertegenwoordigd door aandelen.
|
|
vreemd vermogen
|
Vreemd vermogen: vermogen geleend bij derden; wordt dikwijls vertegenwoordigd door obligaties, het betreft deelbewijzen van deelnemingen aan leningen op middellange of lange termijn.
|
|
maatschappelijke aandelen
|
Maatschappelijke aandelen: vertegenwoordigen een bepaalde fractie van het ondernemingsvermogen zonder dat de absolute waarde uitdrukkelijk op het aandeel is vermeld.
|
|
nominale aandelen
|
Nominale aandelen: vertegenwoordigen in principe een bepaald bedrag aan kapitaalinbreng
|
|
converteerbare obligaties
|
Converteerbare obligaties: Bezitter krijgt recht om -gedurende vooraf bepaalde periode- zijn obligaties om te zetten in aandelen van de schuldenaar.
|
|
warrantleningen
|
Warrantleningen: Bezitter krijgt samen met schuldvordering ook het recht om tegen bepaalde voorwaarden (vooraf vastgelegd) aandelen van schuldenaar te kopen.
|
|
onbeperkte aansprakelijkheid
|
Onbeperkte aansprakelijkheid: eigenaar moet met zijn volledig vermogen verliezen van de zaak dekken.
|
|
beperkte aansprakelijkheid
|
Beperkte aansprakelijkheid: eigenaar kan ten hoogstens zijn inbreng in het kapitaal van de onderneming verliezen.
|
|
take-over-bid
|
Take-over-bid: andere financiële groepen kopen de aandelen van de betrokken onderneming op.
|
|
management buy-out
|
Management buy-out: de manager van het bedrijf biedt zich aan als kandidaat –overnemer.
|
|
gifpil
|
Gifpil: een bepaling die de bestaande aandeelhouders het recht geeft om grote hoeveelheden additionele aandelen tegen een bepaalde prijs aan te kopen wanneer een outsider een bepaald percentage van het uitstaande kapitaal in handen krijgt.
|
|
holding
|
Holding: financiële maatschappij waarvan de activa bestaan uit aandelen van andere bedrijven waarvan zij het beleid mede bepalen.
|
|
natuurlijk monopolie
|
Natuurlijk monopolie: in sectoren met sterke positieve schaaleffecten zouden bij vrije concurrentie grote ondernemingen de kleinere uit de markt verdringen, totdat uiteindelijk slechts één private onderneming zou overblijven.
Die zou dan echter over een monopoliemacht beschikken, waarvan men vreest dat zij misbruik zou maken. Om dat te vermijden neemt de staat soms de productie van dergelijk goederen en diensten op zich. |
|
gemengd bedrijf
|
Gemengd bedrijf: overheid en private sector zorgen samen voor kapitaal en beheer, meestal met overwicht voor de overheid
|
|
privatisering (ruim en eng)
|
Privatisering:
Ruime betekenis: het geheel van maatregelen die erop gericht zijn de publieke sector meer volgens privaat –economische principes van bedrijfsvoering te doen werken.(8 soorten); Enge betekenis: gehele of gedeeltelijke verkoop van de staatsparticipatie in overheidsbedrijven aan de particuliere sector ( 2 methodes: publieke uitgifte van aandelen of directe verkoop aan één of meerdere strategische partners) |
|
going concern principe
|
Going concern principe: de onderneming kan haar activiteiten voortzetten en er zijn dus bv. geen minwaarden op activa als gevolg van gedwongen verkopen ten gevolge van een faillissement.
|
|
sociale balans
|
Sociale balans: tabelmatig overzicht van de tewerkstelling binnen onderneming en van de opleiding van het personeel.
|
|
verbruikerscoöperatie
|
Verbruikerscoöperatie: vereniging van personen die samenwerken om gezamenlijk detailhandelsactiviteiten te verrichten en aldus de te hoog geachte marges van de distributiehandel uit te schakelen.
|
|
coöperatie van aankoop
|
Coöperatie van aankoop: vereniging van personen die samenwerken om gezamenlijk materialen aan te kopen.
|
|
kredietcoöperatie
|
Kredietcoöperatie: vereniging van personen die samenwerken om gezamenlijk krediet aan te vragen en aldus van gunstige voorwaarden te kunnen genieten
|
|
responsabilisering
|
Responsabilisering: de verhoging van de beleidsautonomie van publieke ondernemingen waarmee de staat beheerscontracten afsluit.
|
|
liberalisering
|
Liberalisering: het verminderen van overheidsregels die de beheersvrijheid inperken. Vrije markttoegang verzekeren;
Liberalisering kan samengaan met privatisering. |
|
publiek private samenwerking
|
Publiek Private samenwerking= PPS: overheid zoekt voor investeringsprojecten een private partner om de financiering, uitvoering en uitbating te verzorgen.
+: overheid kan zo belangrijke projecten uitvoeren zonder zelf over kapitaal te beschikken - : indien particuliere initiatiefnemers hun vergoeding niet van gebruikers van het project kunnen krijgen, zal overheid deze moeten betalen, wat de begroting bezwaart. |
|
productiecoöperatie
|
Productiecoöperatie: vereniging van personen die samenwerken om gezamenlijk te produceren.
|
|
overgedragen winst/verlies
|
Overgedragen winst/verlies: niet-uitgekeerde bedrijfsresultaten waarvan de algemene vergadering nog niet definitief de bestemming heeft vastgelegd.
|
|
balansanalyse
|
Balansanalyse: analyseren van de samenstelling van activa en passiva door middel van ratio’s + die eventueel vergelijken met sectorale waarde of hun evolutie in de tijd analyseren, om zo een uitspraak te kunnen doen over de gezondheid van de onderneming.
|
|
liquiditeitsratio
|
Liquiditeitsratio = vlottende activa / schulden op KT best > 1
|
|
netto bedrijfskapitaal
|
Netto bedrijfskapitaal = permanente middelen (= EV + schulden LT) – vaste activa best > 0
|
|
solvabiliteitsratio
|
Solvabiliteitsratio = eigen vermogen / balanstotaal
|
|
boekwaarde
|
Boekwaarde: activa – schulden (ruwe benadering)
|
|
intrinsieke waarde
|
Intrinsieke waarde: activa aangepast aan geschatte marktwaarde – passiva
|
|
resultatenrekening
|
Resultatenrekening: systematisch overzicht van opbrengsten en kosten.
|
|
kasopbrengsten en kaskosten
|
Kasopbrengsten en kaskosten: worden pas opgenomen in resultatenrekening als ze aanleiding geven tot geldstromen, maar dit moet niet noodzakelijk in huidig boekjaar zijn.
|
|
niet-kasopbrengsten en niet-kaskosten
|
Niet-kasopbrengsten en niet-kaskosten: puur boekhoudkundige stromen met doel een resultatenrekening op te stellen die getrouw beeld geeft van werkelijk resultaat (het maakt dus niet uit of ze aanleiding gaven tot geldstroom)
|
|
bedrijfsresultaat
|
Bedrijfsresultaat: het gevolg van de commerciële activiteiten van de onderneming
|
|
financieel resultaat
|
Financieel resultaat: verschil tussen financiële opbrengsten en kosten
|
|
uitzonderlijk resultaat
|
Uitzonderlijk resultaat: verschil tussen uitzonderlijke kosten en opbrengsten.
|
|
dividenden
|
Dividenden = uitkering van ‘te bestemmen resultaat’ aan aandeelhouders.
|
|
tantimes
|
Tantièmes = uitkering van ‘te bestemmen resultaat’ aan management.
|
|
cash flow
|
Cash flow: analyse van de kasstromen
|
|
werkkapitaal
|
Werkkapitaal = veranderingen in de leverancierskredieten, de omvang van de uitstaande debiteurenrekeningen en de omvang van de voorraden.
|
|
operationele cash flow
|
Operationele cash flow = netto bedrijfskosten + niet-kaskosten + daling werkkapitaal
– niet-kaskosten - stijging werkkapitaal |
|
prijsnemer
|
Prijsnemer: onderneming kan geen invloed uitoefenen op de markten van haar in- en output
|
|
prijszetter
|
Prijszetter: onderneming kan wel prijs zelf bepalen op de markten van haar in- en output. Dit wel onder bepaalde constrains (die afhankelijk zijn van vraag en gedrag van die markten).
|
|
industriële economie
|
Industriële economie: bestudeert het economische gedrag van industrietakken
|
|
principal agent probleem
|
Principal-agent probleem: hoe kan een opdrachtgever een door hem aangestelde agent motiveren en controleren om te bekomen dat diens doelfunctie congrueert met de zijne.
Toegepast op onderneming: … (principal=aandeelhouder, agent=manager) |
|
outsourcen
|
Outsourcen: wanneer de onderneming op resultaten van eigen bedrijfsactiviteiten een beroep blijft doen op eigen productieproces.
|
|
differentiatie
|
Differentiatie: wanneer de onderneming op resultaten van eigen bedrijfsactiviteiten geen beroep meer doet op eigen productieproces, maar dit afstoot naar andere ondernemingen.
|
|
integratie=verticale diversificatie
|
Integratie = verticale diversificatie: wanneer onderneming hoger of lager in de bedrijfskolom gesitueerde bedrijvigheden in haar eigen organisatie opneemt. (bakkerij heeft ook boerderij)
|
|
parallellisatie=horizontale diversificatie
|
Parallellisatie = horizontale diversificatie: wanneer onderneming haar activiteitengamma uitbreidt met activiteiten die zich op hetzelfde niveau in de bedrijfskolom bevinden. (bv. vleeshandel vormt zich om tot algemene voedingswinkel)
|
|
specialisatie
|
Specialisatie: het afstoten van bepaalde eindproducten en de ermee gepaard gaande activiteiten. (bv. een drankdistributiebedrijf vormt zich om tot wijnhandel)
|
|
marginale productiebeslissing
|
Marginale productiebeslissing: betreft de vraag hoeveel een onderneming zal produceren
|
|
structurele productiebeslissing
|
structurele productiebeslissing: betreft de vraag of een onderneming zal produceren
|
|
(totale) opbrengst
|
(Totale) opbrengst: ontvangsten die de onderneming uit de verkoop van haar productie realiseert.
Ze is gelijk aan de verkochte hoeveelheid maal de prijs. (excl. Belastingen) |
|
break-even punt
|
Break-even punt: de onderneming balanceert tussen verlies en winst.
|
|
optimale factorcombinatie
|
Optimale factorcombinatie: hoe kan men de factorcombinatie bepalen die het mogelijk maakt een gegeven productie te bereiken met minimale kosten
|
|
marginale geldproduct(iviteit)
|
Marginale geldproduct(iviteit): de in geld uitgedrukte verkoopwaarde van de additionele productie, die door de inzet van een in principe infinitesimaal kleine bijkomende eenheid productiefactor c.p. kan worden bekomen.
|
|
productie-isoquante
|
Productie-isoquante: de grafische weergave van al de mogelijke combinaties van productiefactoren, waarmee een zelfde productieniveau kan worden bekomen. Per productieniveau zijn er dus meerdere productie-isoquantes.
|
|
isokostenrechte
|
Isokostenrechte: geeft aan welke combinaties van arbeid en kapitaal, gegeven de factorprijzen een bepaald kostenniveau veroorzaken. Elke isokostenrechte stelt een kostenniveau voor.
|
|
productiefactorcomplementariteit
|
Productiefactorcomplementariteit: slechts één combinatie van productiefactoren is technisch de juiste om een bepaalde productiehoeveelheid te realiseren.
|
|
factorsubstitueerbaarheid
|
Factorsubstitueerbaarheid: het verminderen van de inzet van één productiefactor kan worden gecompenseerd door additionele inzet van een andere productiefactor.
|
|
marginale substitutieverhouding
|
Marginale substitutieverhouding: de extra hoeveelheid van een bepaalde productiefactor nodig om bij verminderde inzet van een (in principe infinitesimaal kleine) eenheid van een andere productiefactor de betrokken productie op een constant peil te kunnen houden.
MSV = (dit is altijd negatief) |
|
sunk costs
|
Sunk costs: irreversibele reeds gedane uitgaven.
|
|
uitgaande kasstromen
|
Uitgaande kasstromen: omvatten onder meer de initiële investeringskosten, de additionele lonen en materiaalkosten, de additionele belastingen.
Zij omvatten niet de afschrijvingen, de terugbetalingen van het geleende kapitaal, noch de erop te betalen interestlast. |
|
ingaande kasstromen
|
Ingaande kasstromen: zijn de additionele ontvangsten, die het project voor de onderneming genereert.
|
|
doelinterest
|
Doelinterest: de onderneming moet de toekomstige kasstromen ramen (wat steeds met onzekerheid gepaard gaat) en die met een bepaald interestpercentage actualiseren.
Als interestpercentage neemt men de minimum interest R*die de onderneming op haar geïnvesteerd vermogen wenst te bekomen. |
|
netto contante waard of netto geactualiseerde waarde
|
Netto contante waarde of netto geactualiseerde waarde: de netto geactualiseerde waarde is gelijk een de som van al de geactualiseerde toekomstige kasstromen.
|
|
interne interest
|
Interne interest: interest die bij actualisatie de som van de geschatte in- en uitgaande kasstromen (NGW) gelijk stelt aan 0.
|
|
terugverdientijd = paybackmethode
|
Terugverdientijd = paybackmethode: hierbij wordt geschat in hoeveel tijd het project zichzelf terugbetaald. Hoe korter de periode, hoe beter (in ieder geval korter dan de normale afschrijvingsperiode)
|
|
return on investment = het gemiddelde rendement
|
Return on investment = het gemiddelde rendement: de verhouding van de geschatte jaarlijkse winst na belastingen, die zal ontstaan door het uitvoeren van het project, op het investeringsbedrag.
|
|
aanbodfunctie
|
Aanbodfunctie: de reeks van hoeveelheden die een producent op de markt zou brengen tegen diverse hypothetische prijzen.
|
|
producentensurplus
|
Producentensurplus: aanbieders krijgen een hogere prijs dan die waarvoor ze bereid waren een product op de markt te brengen.
Het producentensurplus is gelijk aan het verschil tussen de opbrengst van de verkoop en de variabele kosten die de aanbieders voor de productie van de hoeveelheid hebben gemaakt. |
|
fenomeen van een terugplooiende aanbodcurve
|
Fenomeen van een terugplooiende aanbodcurve: prijstoename zet de producent die een bepaalde opbrengst op het oog heeft en dus geen winstmaximalisatie nastreeft ertoe aan zijn aanbod te verminderen, zodra de beoogde opbrengst is bereikt.
|
|
prijselasticiteit van het aanbod
|
Prijselasticiteit van het aanbod: ze meet de gevoeligheid van de aangeboden hoeveelheid voor veranderingen in de prijs.
Wordt berekend als de verhouding van de relatieve verandering in de aangeboden hoeveelheid op een (in principe oneindig kleine) relatieve wijziging in de prijs, die tot de verandering in de aangeboden hoeveelheid aanleiding gaf. Alle andere aanbod –determinerende factoren worden daarbij constant verondersteld. |
|
management
|
Management: de leiding van een bedrijf, moet zorgen voor het goed functioneren en het vervullen van de bestuurstaken.
-plannen -organiseren -dirigeren -controleren |
|
plannen
|
Plannen: omvat de keuze van de ondernemingsdoelstellingen en het definiëren van hun onderlinge verhouding.
|
|
organiseren
|
Organiseren: het creëren van een samenwerkingsverband tussen de verschillende werknemers.
|
|
dirigeren
|
Dirigeren: medewerkers krijgen opdrachten en middelen om geconcretiseerde doelstellingen uit te voeren.
|
|
controleren
|
Controleren: dit betekent de vooruitgang van de ondernemingsactiviteit in de richting van de gekozen doelstelling bewaken.
|
|
commerciële functie
|
Commerciële functie: bestaat uit 2 delen
1. inkoopfunctie: omvat het zoeken naar en het ontwikkelen van inkoopmarkten, evenals het daadwerkelijke verkopen. 2. verkoopfunctie: steunt op marketing; omvat het marktonderzoek, de daadwerkelijke verkoop en uitvoering van de ontvangen orders. |
|
marketing
|
Marketing: impliceert keuze van productassortiment, distributiemethode, promotiemiddelen en prijs.
|
|
technische functie
|
Technische functie: omvat het op een efficiënte wijze vervaardigen van de producten en het magazijn- of voorraadbeheer.
|
|
personeelsfunctie
|
Personeelsfunctie: zorgt er enerzijds voor dat de personeelsbezetting van het bedrijf zowel kwalitatief als kwantitatief is afgestemd op de ondernemingstaken.
Anderzijds impliceert ze ook de zorg voor een arbeidsklimaat dat zowel de arbeidssatisfactie van de werknemers als hun optimale prestatie garandeert. |
|
financiële functie
|
Financiële functie: omvat de bedrijfsadministratie, de boekhouding en beheer van de financiën.
|
|
ondernemingsfuncties
|
-commerciële functie (inkoop en verkoop)
-technische functie -personeelsfunctie -financiële functie |
|
omgevingsrapportering
|
Omgevingsrapportering: een sociaal jaarverslag dat een verantwoording bevat door de leiding van het gevoerde sociaal beleid en informatie over personeelsaangelegenheden.
|
|
geïntegreerd maatschappelijk verslag
|
Geïntegreerd maatschappelijk verslag: de omgevingsverslagen worden samen uitgebracht met de eigenlijke boekhoudkundige financiële rapportering.
|
|
just-in-time
|
Just-in-time: principe waarbij bedrijven proberen op order te produceren ipv op voorhand
|
|
servitisatie
|
Servitisatie: koppelen van dienstverleningsprocessen aan de levering.
|
|
mass customization
|
Mass customisation: kostenefficiënte productie van kleine reeksen van flexibele producten.
|
|
demingcirkel
|
Demingcirkel: plan-do-check-action, steeds weer doorlopen om de kwaliteit op een systematische en permanente manier te verhogen.
|
|
milieumanagement
|
Milieumanagement: omvat een set van instrumenten om het milieu te beschermen.
-milieubeheersystemen -milieuaudits -levenscyclusevaluatie -afval- en emissiepreventie |
|
milieubeheersystemen
|
Milieubeheersystemen: omvat tal van middelen die het implementeren en in stand houden van het milieubeheer van de onderneming tot doel hebben.
|
|
milieuaudit
|
Milieuaudit: controle-instrument waarbij nagegaan wordt in welke mate de volledige onderneming of een deel ervan in overeenstemming is met de milieuwetgeving, met het interne milieubeleid of met milieustandaarden.
|
|
levenscyclusevaluatie
|
Levenscyclus evaluatie: technische term die gebruikt wordt voor een systematische methode voor de analyse van de milieueffecten die gepaard gaan met de productie en het gebruik van producten of diensten.
|
|
afval- en emissiepreventie
|
Afval- en emissiepreventie: heeft als doel het voorkomen of beperken van het ontstaan van afval of emissies of het verminderen van de milieuschadelijkheid ervan door reductie aan de bron of door intern hergebruik.
|
|
corporate governance
|
Corporate governance (vennootschappelijke besturing): Regels van “deugdelijk bestuur”.
Daarin gaat men na door welke mechanismen de interactie tussen de diverse stakeholders wordt geregeld zodanig dat duidelijk wordt wie van hen in welke mate baat vindt bij de ondernemingsbeslissingen en eventuele bijsturingnoden aan het licht komen. |
|
triple bottomline
|
Triple-bottomline: het veralgemeend doorbreken van het duurzaam ondernemen zal steunen op 3 sturingen:
1. economisch duurzaam ondernemen. 2. sociaal duurzaam ondernemen 3. ecologisch duurzaam ondernemen |
|
multinationale of transnationale onderneming
|
Multinationale of transnationale onderneming: hebben bedrijfsvestiging in minimum twee landen.
|
|
transferprijzen
|
Transferprijzen: onderlinge aan- en verkoopprijzen tussen verschillende filialen van één moederbedrijf
|
|
(internationale) joint venture
|
(Internationale) joint venture: een gemeenschappelijke onderneming opgericht door ondernemingen uit verschillende landen.
|
|
fusie
|
Fusie: wanneer twee, ongeveer even grote ondernemingen in één nieuwe onderneming samengaan.
|
|
overname
|
Overname: proces waarbij één grote onderneming een kleinere integreert en het beheer ervan overneemt.
|
|
horizontale fusies en overnames
|
Horizontale fusies en overnames: tussen concurrerende bedrijven op dezelfde schakel van de bedrijfskolom
|
|
economisch duurzaam ondernemen
|
onderneming moet voortdurend bloeien, de bestuurders moeten de onderneming een eigen identiteit geven en een lerende organisatie uitbouwen.
|
|
sociaal duurzaam ondernemen:
|
een onderneming moet zich als een verantwoord burger gedragen (corporate citizenship), zij heeft naast rechten ook plichten.
|
|
ecologisch duurzaam ondernemen:
|
ondernemingen moeten zo efficiënt mogelijk omspringen met natuurlijke rijkdommen en energie.
|
|
verticale fusies en overnames
|
Verticale fusies en overnames: tussen opeenvolgende schakels in de bedrijfskolom
|
|
conglomeraat
|
Conglomeraat: ondernemingen worden samengevoegd met niet aan elkaar verwante activiteiten
|
|
leveraged buy out
|
Leveraged buy out: overnemer financiert overname met geleend geld (=junk bonds = rommelobligaties, hebben hoog risico!) (gevolgen!).
|