Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
190 Cards in this Set
- Front
- Back
aanbesteding
|
vorm van marktorganisatie
-de aanbieders worden verplicht hun verkoopprijs onafhankelijk van elkaar aan de vrager mee te delen -de vrager geeft de voorkeur aan de aanbieder met de laagst prijs, indien deze voldoende betrouwbaar is -vrager in sterke onderhandelingspositie twee soorten -openbare aanbesteding: enkel prijs als gunningscriterium; andere voorwaarden strak bepaald -offertevraag: prijs en andere criteria |
|
openbare aanbesteding
|
enkel de prijs als gunningscriterium, de voorwaarden en technische specificaties worden op een voldoende precieze wijze bepaald zodat zij geen voorwerp van appreciatie kunnen worden
|
|
offertevraag
|
de gunning gebeurt aan de voordeligste regelmatige offerte, rekening houdend met de vooraf vastgelegde gunningscriteria, zo mogleijk in volgorde van afnemend belang;
de inschrijvers kunnen zelf vrije varianten voorstellen, die moeten voldoen aan de minimumvoorwaarden van het bestek |
|
aanbieders
|
potentiële verkopers
|
|
aanbodfunctie
|
de reeks van hoeveelheden die de individuele ondernemer, als prijsnemer op de afzetmarkten, op de makrt zou brengen tegen diverse hypothetische prijzen
de stijgende tak van de marginale kostencurve |
|
waardeparadox
|
goederen kunnen een lagere gebruikswaarde hebben, maar toch is de ruilwaarde er hoger van (bv. diamant vs water)
|
|
klassieke leer
|
de klassieke economisten gebruikten het criterium van de materiële rijkdom om het domein van hun wetenschap af te bakenen; menselijke activiteiten konden volgens hen slechts het onderwerp van een economische studie vormen, wanneer ze verband hielden met materiële rijkdom
later verruimden de economen hun studieobject om rekening te kunnen houden met dienstverleningen |
|
economie
|
behoort tot de sociale wetenschappen, want bestudeert het handelen van de mens in groepsverband
slechts betrekking tot bepaald aspect van menselijk handelen: het menselijk handelen in situaties van schaarste |
|
economisch motief
|
met de beschikbare, schaarse middelen moet maximale welvaart nagestreefd worden
|
|
productie
|
wanneer de schaarse middelen worden gecombineerd om er goederen en diensten mee te realiseren
|
|
besteden
|
wanneer de mens goederen en diensten aanwendt voor het vervullen van zijn behoeften
|
|
schaarste
|
ontstaat doordat mensen geconfronteerd worden met enerzijds een beperkte hoeveelheid middelen, die evenwel alternatief aanwendbaar zijn, en anderzijds een veelheid van doelstellingen waarvoor die middelen kunnen worden gebruikt
|
|
opportuniteitskosten
|
de kosten van de nadelen die verbonden zijn aan iedere keuze
in concreto: de waarde van het belangrijkste alternatieve doel dat niet kan volbracht worden |
|
economische of allocatieve efficiëntie
|
wanneer de toewijzing van schaarse middelen via de manier van het economisch motief is geregeld
de doeleinden zo goed mogelijk voldoen met de beschikbare middelen, in volgorde van belangrijk; worden minder belangrijk naarmate ze deels gerealiseerd zijn |
|
technische efficiëntie
|
één bepaalde doelstelling wordt met een minimum aan middelen gerealiseerd
(wordt omvat door economische efficiëntie) |
|
micro-economie
|
bestudeert het economisch keuzeprobleem vanuit het oogpunt van een bepaalde huishouding of een bepaald goed
|
|
macro-economie
|
heeft eerder betrekking op de analyse van de door aggregatie van micro-economische gegevens ontstane data
|
|
meso-economie
|
duidt eerder op de bedrijfs-, sectorale of regionale economische analyse
|
|
behoeften
|
verlangens van de mens waaraan hij slechts kan voldoen door het inzetten van schaarse middelen
|
|
nut
|
de concrete behoeftebevrediging als geval van het aanwenden van een bepaald goed bij de consumptie door een bepaalde persoon in een bepaalde omstandigheid
|
|
nuttigheid
|
het vermogen van goederen en diensten om in een behoefte direct of indirect te voorzien
|
|
welvaart
|
de mate waarin behoeften met behulp van schaarse middelen worden bevredigd
(voor bv. een regio, land, persoon of groep van personen) |
|
welzijn
|
ruimer karakter dan welvaart: impliceert een bevrediging van verlangens die geen beslag leggen op schaarse middelen
|
|
productiefactoren
|
schaarse middelen die ter beschikking staan om goederen en diensten te produceren
originele productiefactoren -arbeid -milieu afgeleide productiefactor -kapitaal |
|
arbeid
|
menselijke arbeid bij het produceren
|
|
bevolkingspiramide
|
verdeelt de totale bevolking van een land in verschillende leeftijdscategorieën
de omvang van de verschillende leeftijdsgroepen wordt voorgesteld door verticaal gekantelde rechthoekige blokdiagrammen met dezelfde basis |
|
ruimtelijke milieuschaarste
|
de natuurlijke ruimte schiet te kort om te voldoen aan al de functies die de samenleving wil benutten
ruimtelijke orde moet allocatieproblemen oplossen |
|
kwantitatieve milieuschaarste
|
de hoeveelheid van een bepaalde milieucomponent is te gering om aan alle voorgenomen functieaanspraken te kunnen voldoen
onderscheid tussen hernieuwbare (vergt efficiënte beheersvormen die regeneratie en consumptie op elkaar afstemmen) en niet-hernieuwbare grondstoffen (moeilijk allocatievraagstuk: zuinigheid en recyclage) |
|
natuurlijk leefmilieu
|
omvat water, bodem, lucht en ecologische samenhang tussen die componenten
milieufuncties: -inputfunctie -ruimtescheppende functie -woonfunctie -recreatieve functie -afvalontvangende functie beschikbaarheid milieucomponent: -ruimtelijke schaarste -kwantitatieve schaarste -kwalitatieve schaarste |
|
milieufuncties
|
de gebruiksmogelijkheden van het natuurlijk leefmilieu voor de mens
|
|
input(milieu)functie
|
het milieu verschaft de nodige grondstoffen en energie om de productie draaiende te houden
|
|
ruimtescheppende milieufunctie
|
het milieu is nodig om er de menselijke activiteiten in te situeren en om er de duurzame goederen, resultante van de productie, in onder te brengen
|
|
woon(milieu)functie
|
gezond leefmilieu is noodzakelijk voor de instandhouding van het menselijk leven; ook zekere esthetische eisen
|
|
recreatieve milieufunctie
|
ontspanning
|
|
afvalontvangende milieufunctie
|
afvalstoffen kunnen in het milieu worden geloosd
-besparing productiefactoren die anders nodig waren voor sanering afvalstromen -schade aan andere milieufuncties |
|
afvalstoffen
|
residuen van productieve of consumptieve menselijke activiteiten, die om economische of technische redenen voor die activiteiten niet meer worden gebruikt
|
|
kwalitatieve milieuschaarste
|
de milieufuncties rivaliseren indirect met elkaar via een verandering in de kwalitatieve eigenschappen van een milieucomponent
antivervuilingsbeleid om die problemen aan te pakken |
|
kapitaal
|
afgeleide productiefactor van natuur en arbeid, ontstaat door investeringen
|
|
investeringen
|
komen tot stand door sparen
geld aanwenden tot een productieve bestemming -vervangingsinvesteringen -uitbreidingsinvesteringen |
|
sparen
|
afzien van aankoop van consumptiegoederen of schenkingen aan derden teneinde het vermogen te vergroten
|
|
vermogen
|
totaal van roerende en onroerende goederen verminderd met de schulden
|
|
vervangingsinvesteringen
|
dienen om versleten kapitaalgoederen te vernieuwen
-technische oorzaak: echt versleten -economische oorzaak: door technologische vernieuwing kan het bedrijf met de betrokken kapitaalgoederen niet meer concurrentieel produceren |
|
uitbreidingsinvesteringen
|
vergroten de kapitaalgoederenvoorraad
-breedte-investeringen -diepte-investeringen |
|
afschrijvingen
|
geven aan met hoeveel de bestaande kapitaalgoederen van het bedrijf naar oordeel van de bedrijfsleiding in de loop van het jaar in waarde zijn verminderd
geen werkelijke uitgaven; vormen deel van de productiekosten en worden dus in principe via de verkoopprijzen op de consument verhaald |
|
diepte-investering
|
combinatie van vervangings- en uitbreidingsinvestering:
bestaande kapitaalgoederen worden vervangen door nieuwe kapitaalgoederen, die evenwel omwille van de technische vooruitgan een hogere productiecapaciteit bezitten |
|
breedte-investering
|
de omvang van de bestaande kapitaalgoederen neemt toe met hetzelfde soort kapitaalgoederen als voorheen
|
|
bruto-investering
|
som van netto-investeringen en vervangingsinvesteringen
gelijk aan de brutobesparingen (nettobesparingen en afschrijvingen) |
|
netto-investering
|
uitbreidinginsvesteringen en voorraadwijzigingen
voorraadtoename: investeren voorraadafname: desinvesteren |
|
desinvesteren
|
verminderen van de investeringen
|
|
immateriële kapitaalvorming
|
het opbouwen van sociale instituties die de latere economische activiteit in een land vergemakkelijken
|
|
economische goederen (indeling)
|
-duurzame en niet-duurzame goederen
-consumptie- en investeringsgoederen -individuele en collectieve goederen -finale goederen en intermediaire producten |
|
duurzame goederen
|
herhaald gebruik is mogelijk
|
|
niet-duurzame goederen
|
kan men slechts eenmaal gebruiken
|
|
duurzame investeringsgoederen
|
kapitaalgoederen (gebouwen, machines, wegen...)
|
|
niet-duurzame investeringsgoederen
|
worden tijdens het productieproces verwerkt en vindt men in het eindproduct weer
|
|
individuele goederen
|
nut is in hoge mate exclusief;
alleen de eigenaar die voor de goederen betaald heeft of de daartoe door hem gemachtigde persoon kan de goederen gebruiken en kan zich ten volle het nut toe-eigenen (soms halen derden wel voordeel uit iemands individuele consumptie) |
|
collectieve goederen
|
verscheidene personen genieten tegelijkertijd van het nu van het betrokken goed
-non-rivaliteit: consumptie van de ene hindert de consumptie van de andere niet -non-exclusiviteit: niet-betalende consumenten kunnen of worden niet van de consumptie uitgesloten vaak ter beschikking gesteld door de overheid, soms door vrijwillige samenwerking van aantal personen |
|
finale goederen
|
vergen geen verdere verwerking; onmiddellijk dienstig als consumptie- of kapitaalgoed
|
|
intermediaire goederen
|
vergen verdere verwerking
|
|
bedrijfskolom
|
voor zover de hele reeks van productieprocessen die een product doorloopt in verschillende bedrijven plaatsvindt
|
|
toegevoegde waarde
|
de door de productie in een bepaalde schakel toegevoegde waarde is gelijk aan de afzet aan de volgende schakel, verminderd met de inzet van de half afgewerkte producten van de vorige schakel
|
|
waardeketen
|
voor het systematisch in kaart brengen en analyseren van de activiteiten waarmee de toegevoegde waarde wordt gecreëerd
-primaire processen -secundaire of ondersteunende processen |
|
primaire processen
|
grondstoffen en/of halffabrikaten worden door de inzet van arbeid en kapitaal omgezet tot producten of diensten
ingaande logistiek, productie, uitgaande logistiek, marketing en verkoop |
|
secundaire of ondersteunende processen
|
faciliteren de primaire processen
technologieontwikkeling, humanresourcemanagement, infrastructuurbeleid |
|
specialisatie
|
het produceren van een beperkt gedeelte of geheel niets van de benodigde goederen voor zijn eigen persoon, waarvoor men in ruil een productief inkomen van ontvangt
|
|
economische huishoudingen
|
-gezinnen
-bedrijven -overheid |
|
gezinnen
|
de economische huishoudingen die in de eerste plaats het consumeren tot doel hebben
zij stellen productiefactoren ter beschikking beschikken over (niet per se allebei): -productief inkomen: vergoeding voor het ter beschikking stellen van de productiefactoren -niet-productief inkomen: gelden of voordelen in natura die zij ontvangen van andere huishoudingen (vooral overheid) zonder een tegenprestatie te leveren onder de vorm van productie of verkoop in gezinsverband levende personen, vrijgezellen, vzw's, kloostergemeenschappen |
|
bedrijven
|
al de huishoudingen waarin de productiefactoren samenwerken om goederen en dienstverleningen te produceren met het oog op de verkoop ervan
ontvangen soms ook overheidsgelden (subsidies) zonder goederen of diensten te hebben verkocht onderverdeling naar taak: -financiele bedrijven -niet-financiële bedrijven onderverdeling naar eigendom: -private bedrijven of ondernemingen -overheidsbedrijven -gemengde bedrijven |
|
overheid
|
omvat de instellingen die door politiek-ambtelijke besluitvorming worden beheerd;
stelt de collectieve goederen (bijna) gratis ter beschikking, vaardigt regelgeving uit, verleent subsidies en overgedragen inkomens |
|
naturaruil
|
goederen tegen goederen ruilen
|
|
geld
|
algemeen aanvaard tussengoed in ruil
-abstracte waardemeter (numerair), die het mogelijk maakt de waarde van goederen en diensten bij transacties vast te stellen -ruilmiddel (ontdubbeling naturaruil) -koopkrachtreserve: kan transactie van andere goederen uitstellen, moet niet onmiddellijk andere goederen in de plaats nemen -kredietmiddel: wanneer de huishoudingen spaarmiddelen uitlenen aan andere huishoudingen tegen een bepaalde vergoeding |
|
ontdubbeling naturaruil door geld
|
men verwerft door de verkoop van een goed of dienst een tussengoed dat men later tegen om het even welk ander product kan omwisselen
|
|
inflatie
|
de hoeveelheid geld is minder schaars geworden tegenover de hoeveelheid goederen: ontwaarding van het geld, met algemene prijsstijging tot gevolg
|
|
omloopsnelheid
|
het aantal keren dat een geldeenheid gemiddeld van eigenaar verwisselt gedurende een jaar
|
|
klassieke kwantiteitswet
|
M.V=P.T
M: geldhoeveelheid V: omloopsnelheid P: algemene prijspeil T: hoeveelheid verhandelde diensten en goederen gedurende een bepaalde periode |
|
chartaal geld
|
metalen munten en algemeen aanvaarde papieren biljetten waarvan de overheid zich het emissiemonopolie heeft voorbehouden
|
|
giraal geld
|
of rekeningengeld
zichtrekeningen bij banken waarmee deze betalingsopdrachten uitvoeren: -debiteren (rekening van de betalende persoon verminderen) -gireren (overmaken betrokken bedrag) -crediteren (vermeerderen bankrekening ontvangende persoon) |
|
compensatiekamers
|
clearing houses
hierin regelen de financiële instellingen die het stelsel van zichtrekeningen beheren, de overschrijvingen onder elkaar |
|
quasi geld
|
termijnrekeningen of andere of secundaire liquiditeiten
financiële activa die snel, zonder groot koersverlies en met weinig kosten in geld kunnen worden omgezet |
|
wisselbrief
|
financieel document opgemaakt volgens de regels van het handelsrecht,
waarbij een bepaalde persoon aan een ander persoon de opdracht geeft tegen een bepaalde tijd een bepaalde som te laten betalen aan de trekker of aan diens order; de betrokkene accepteert de wisselbrief, die vormt een kredietinstrument soorten: -handelswisselbrief: handelstransactie ten grondslag -financiële wisselbrief: door financiële instelling op zichzelf getrokken, vormt louter een kredietinstrument |
|
verdisconteren
|
handelsvorderingen aan de banken tegen liquide middelen overdragen
|
|
gedisconteerd handelspapier
|
daaronder verstaat men handelsvorderingen die handelaars naar de regels van het handelsrecht ten opzichte van hun cliënten opmaken en die zij voor de vervaldatum aan de banken tegen liquide middelen overdragen
|
|
geldvoorraad van een land
|
enge zin: totaal van chartaal en giraal geld in handen van niet-scheppende huishoudingen
ruimere definitie (liquiditeitenmassa): plus geheel of gedeeltelijk de secundaire liquiditeiten |
|
krediet- of geldmultiplicator
|
het getal waarmee men een initieel gelddeposito moet vermenigvuldigen om de maximale hoeveelheid giraal geld te bekomen, die het bankwezen met een gegeven liquiditeitsquote daaruit kan creëren
|
|
liquiditeitsquote LQ
|
geeft de verhouding weer van de kasmiddelen op de onmiddellijk opvraagbare tegoeden,
die de banken in acht nemen om aan een mogelijke vraag van het publiek tot omzetting van giraal geld in chartaal geld te kunnen voldoen hoe kleiner de LQ, hoe groter de multiplicator |
|
monometallisme
|
geldstelsel met slechts munten uit één soort metaal
|
|
bimetallisme
|
geldstelsel met munten uit twee metalen
|
|
Wet van Gresham
|
verschijnsel waarbij men het slechte (wettelijk overgewaardeerde) geld massaal aanmuntte om zo winst te maken, gezien de betrokken munten voor hun wettelijke waardeverhouding moesten worden aanvaard
|
|
standaardmunt
|
vrije aanmunting
|
|
tekenmunt
|
beperkte aanmunting
|
|
representatief papiergeld
|
papieren bewijs dat een deposito van metaalgeld van gelijke waarde vertegenwoordigde
|
|
fiduciair papiergeld
|
papieren bewijs dat steunde op vertrouwen;
een bankier gaf meer bewijzen uit dan de voorraad aan edele metalen vertegenwoordigde, gezien het metaal slechts in kleine mate terug werd opgevraagd |
|
conventioneel papiergeld
|
bij massale omzettingen van papiergeld, konden de banken niet meer aan de vraag voldoen;
de overheid legde dan op dat het betrokken papier binnen haar grondgebied door iedereen tegen een gedwongen koers verplicht als ruilmiddel moest worden aanvaard |
|
goudkernstandaard
|
of goudstaafstandaard
inwisselbaarheid waarbij men minimum het equivalent van één goudstaaf moet aankopen |
|
goudspeciestandaard
|
inwisselbaarheid waarbij alle biljetten tegen munten omwisselbaar zijn
|
|
autofinanciering
|
of zelffinanciering
een economische huishouding (gezin of bedrijf) kan haar investeringen met eigen spaarmiddelen financieren |
|
renterisico
|
risico dat de winstmarge (bij leningen) wordt aangetast wanneer rentewijzigingen zich voordoen
|
|
tariefrisico
|
risico op aanpassing van het rentetarief
|
|
rentegevoeligheid
|
uit zich in tariefrisico en volumerisico
|
|
volumerisico
|
risico op afhaling en transfer naar andere (duurdere) producten
|
|
renterisico
|
risico dat de winstmarge (bij leningen) wordt aangetast wanneer rentewijzigingen zich voordoen
|
|
renterisico
|
risico dat de winstmarge (bij leningen) wordt aangetast wanneer rentewijzigingen zich voordoen
|
|
tariefrisico
|
risico op aanpassing van het rentetarief
|
|
tariefrisico
|
risico op aanpassing van het rentetarief
|
|
securisatie
|
vertiteling
de betrokken leningen worden niet meer gefinancierd uit bancaire middelen, maar de bank schept daarvoor speciale financiële effecten, die zij met haar bemiddeling direct op de vermogensmarkt plaatst |
|
rentegevoeligheid
|
uit zich in tariefrisico en volumerisico
|
|
rentegevoeligheid
|
uit zich in tariefrisico en volumerisico
|
|
volumerisico
|
risico op afhaling en transfer naar andere (duurdere) producten
|
|
volumerisico
|
risico op afhaling en transfer naar andere (duurdere) producten
|
|
securisatie
|
vertiteling
de betrokken leningen worden niet meer gefinancierd uit bancaire middelen, maar de bank schept daarvoor speciale financiële effecten, die zij met haar bemiddeling direct op de vermogensmarkt plaatst |
|
securisatie
|
vertiteling
de betrokken leningen worden niet meer gefinancierd uit bancaire middelen, maar de bank schept daarvoor speciale financiële effecten, die zij met haar bemiddeling direct op de vermogensmarkt plaatst |
|
onderscheid financiële instellingen en geldscheppende (of algemene) banken
|
financiële instellingen: louter rol van intermediair in kredietverlening
geldscheppende banken: beheer van geldstelsel maw ook intermediaire instelling in betalingsverkeer |
|
buitenbalansactiviteiten van banken
|
adviezen, garantstellingen, begeleiden van financieringen...
komen niet tot uiting op de balans |
|
indeling banken naar hun specialisatie
|
-investment banks
-merchant banks -spaarbanken -zakenbanken -verschaffen van durfkapitaal -holdings -institutionele beleggers (verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen van ondernemingen of sectoren en collectieve beleggingsfondsen) -openbare kredietinstellingen huidige trend: branchevervaging |
|
investment banks
|
vooral kredietverlening aan bedrijfsleven
(historisch: industrie) |
|
merchant banks
|
vooral kredietverlening aan bedrijfsleven
(historisch: handelsverrichtingen) |
|
spaarbanken
|
richt zich vaak op bepaalde doelgroep:
landbouwers, arbeiders... |
|
zakenbanken
|
beleggen de door hen aangetrokken middelen in aandelen (met minderheidspositie) of in obligaties van industriële bedrijven
|
|
durfkapitaal
|
venture capital
kapitaal voor nieuwe beloftevolle maar ook risicovolle projecten |
|
holdings
|
controle op beheer van ondernemingen waarin zij participaties in het kapitaal hebben genomen
|
|
institutionele beleggers
|
-verzekeringsmaatschappijen:
beleggen hun reserves en trekken via verzekeringsbons kapitaal aan -pensioenfondsen van ondernemingen of sectoren -collectieve beleggingsfondsen: verzamelen kapitaal van vele kleine beleggers in een fonds en beleggen dan globaal om aan risicospreiding te kunnen doen |
|
openbare kredietinstellingen
|
als de overheid hoofdeigenaar is van financiële bedrijven
|
|
economische orde
|
of economische organisatie
het toekennen van beslissingsrechten en het op elkaar afstemmen van de betrokken beslissingen |
|
Pareto-efficiëntie
|
het is niet meer mogelijk door reallocaties van productiefactoren en/of goederen de totale welvaart van de volkshuishouding te verbeteren
|
|
productiemogelijkhedencurve
|
hiermee duidt men de verschillende combinaties van goederen aan, die maximaal kunnen worden gerealiseerd bij een Pareto-efficiënte inzet van productiegoederen
|
|
criteria voor karakterisering economische orde
|
-allocatiemechanisme
-eigendomsrechten over de productiefactoren -centrale drijfveer |
|
markteconomie
|
de allocatie van productiefactoren en producten steunt op het prijsmechanisme;
potentiële kopers vinden elkaar in een algemeen ruilsysteem voor goederen en productiefactoren 3 grote kenmerken: -private eigendom van goederen en productiefactoren -gedecentraliseerd allocatiesysteem -beloningsprincipe |
|
gedecentraliseerde allocatie
|
steunt op informatie en de preferenties van vragers en aanbieders op de verschillende markten;
via hun aankoop of verkoop leveren zij de info die de samenstelling van de productie bepaalt |
|
beloningsprincipe
|
het aanbod wordt gemotiveerd door de hoogte van de prijs
|
|
vragers
|
potentiële kopers
|
|
markt
|
algemeen ruilsysteem voor goederen en productiefactoren
|
|
corporatisme
|
de staat oefent slechts een beperkt aantal functies uit;
de belangrijkste economische beslissingen worden genomen door corporaties |
|
corporatie
|
het functioneel samenwerken van werkgevers en werknemers uit een bepaalde sector in een hiërarchisch geordende beroepsgroep
|
|
free riders
|
zo gedragen de individuele economische huishoudingen zich dikwijls tgo gemeenschappelijke eigendom;
streven maximaal persoonlijk nut na en wentelen de kosten van hun activiteit af op de anderen |
|
gemengde economie
|
combinatie van marktallocatie en overheidsingrijpen;
overheid verschaft collectieve voorzieningen buiten de markt om (bijna) gratis, gefinancierd door gedwongen bijdragen (heffingen); ook negatieve (verboden met controle en sancties) of positieve prikkels (bv subsidies) het private gedrag van de marktpartijen beïnvloeden |
|
centraal geleide of planeconomie
|
centrale overheidsinstelling bepaalt het verloop van het economisch leven
soorten -imperatieve planning -indicatieve planning |
|
imperatieve planning
|
strak planningsysteem waarin de overheid dwingende richtlijnen aan de bedrijven oplegt
|
|
indicatieve planning
|
planning die een prognose bevat van de toekomstige economische activiteit waaruit eventueel algemene richtlijnen voor de private sector worden afgeleid
|
|
contractuele planning
|
de overheid sluit contracten af met de private sector. (overheidssteun <--> planobjectief)
|
|
vormen van planeconomie
|
imperatief
indicatief contractueel |
|
fellow feeling
|
het vermogen om zich in te leven in de gevoelens van anderen; daarom blijft het economisch handelen binnen een moreel kader
|
|
kapitalistische maatschappij
|
door samenbrengen van arbeid en milieu ontstaan er goederen die indirect tot de behoeftebevrediging nuttig zijn (vb gebouwen en wegen) die de mogelijkheid bieden om op termijn op grote schaal te produceren
|
|
moderne ruileconomie
|
netwerk gebaseerd op ruiltransacties
|
|
numeraire functie van het geld
|
waardemeter
|
|
prijs
|
de in geld uitgedrukte ruilwaarde van een goed
|
|
bad money always drives good money out
|
zie wet van Gresham
bad = wettelijk overgewaardeerd (nominale waarde > metaalwaarde): bleef alleen in omloop achter + aanmunten (*) good = wettelijk ondergewaardeerd (nominale waarde < metaalwaarde): achterhouden / omsmelten voor transacties in metaalwaarde in het buitenland |
|
pasmunt
|
wettelijk betaalmiddel voor kleine bedragen, niet vrij aanmuntbaar
|
|
oppotting
|
wanneer een huishouding zijn gespaarde geld liever bij zich houdt ipv het uit te lenen
|
|
branchevervaging
|
financiële instellingen breiden hun activiteiten uit en fusioneren zodat ze aan de mensen een globaal pakket kunnen aanbieden tegen een lagere prijs
|
|
commons
|
gemeenschappelijke goederen (oceanen, ozonlaag...)
|
|
kapitalisme
|
marktmechanisme waarbij de productiefactoren in private handen zijn
|
|
collectivisme
|
de eigendom van de productiefactoren is collectief, van de staat of van coöperaties
|
|
communisme
|
'ideale' maatschappij, waarbij alle goederen in gemeenschappelijk bezit zijn en worden verdeeld volgens de behoeften
vergoeding productiefactoren staat niet in relatie tot prestatie |
|
socialisme
|
het algemene belang is de drijfveer in het economische leven
in de marxistische leer ook de tussenfase bij de omvorming naar het communisme |
|
liberalisme
|
het individueel belang is de drijfveer in het economische leven
|
|
economische orde volgens eigendom productiefactoren
|
kapitalisme
communisme |
|
economische orde volgens centrale drijfveer
|
socialisme
liberalisme |
|
transitieproblematiek
|
hoe een communistische, centraal geleide economie omvormen tot een markteconomie?
-macro-economische stabilisatie (meest dringend: stabilisatie BNP en bestrijden begrotingstekorten en ermee samenhangende inflatie) -privatisering van de economie -liberalisering van de economie (maakt ondernemerschap mogelijk en evenwicht tussen vraag en aanbod; confrontatie met buitenlandse markt stimuleert innovatie en efficiëntie) -nieuw juridisch systeem (garanderen vrije toetreding tot de markt, afbouwen van monopolies...) -nieuwe marktgerichte instituties (bv. commercieel banksysteem) |
|
positieve economische theorie
|
beschrijft en verklaart hoe en waarom bepaalde economische handelingen plaatsvinden
|
|
normatieve economische theorie
|
geeft aan hoe economische beslissingen moeten gebeuren, rekening houdend met bepaalde waarderingsoordelen (weerslag van de maatschappijopvatting van de betrokken economen)
|
|
economische onderzoeksmethode
|
-positief
-normatief opgebouwd door: -deductie -inductie econoom mag zelf geen waarderingsoordelen formuleren, maar wel rekening houden met: -doeltreffendheid -efficiëntie -politieke haalbaarheid -uitvoerbaarheid |
|
doeltreffendheid
|
bereikt de betrokken maatregel daadwerkelijk het beoogde doel?
|
|
efficiëntie
|
gebeurt het behalen van het beoogde doel op een kostenminimaliserende manier?
|
|
politieke haalbaarheid
|
komt de betrokken maatregel tegemoet aan de preferenties van de politieke beleidsmakers?
|
|
uitvoerbaarheid
|
wat zijn de bestuurlijke kosten?
|
|
inductieve theorie
|
ontstaat vanuit de feiten zelf;
onderzoeker vergelijkt de feiten en trekt daar statistische verbanden (correlaties) uit; deze correlaties worden dikwijls gekenmerkt door lags (vertragingen in het optreden van de invloed van de ene variabele op de andere) |
|
correlatie
|
statistisch verband;
dikwijls gekenmerkt door lags |
|
lag
|
vertraging in het optreden van de invloed van de ene variabele op de andere
(komt vaak voor bij correlaties) |
|
deductieve theorie
|
men vertrekt van een algemeen beginsel en leidt daar door gebruik van de logica bijzondere oordelen uit af;
(deze bevinden kunnen later empirisch worden getoetst) |
|
economische wet
|
veel voorkomende verbanden tussen economische variabelen of veel voorkomende gedragingen van economische huishoudingen;
dit is niet een in alle omstandigheden en voor alle mensengeldende relatie op basis van de economische studie |
|
variabelen
|
statistisch-operationele definiëring van economische concepten
-endogeen -exogeen |
|
endogene variabelen
|
worden verklaard binnen de theorie zelf
|
|
exogene variabelen
|
beïnvloeden de endogene variabelen, maar staan zelf buiten de theorievorming
|
|
positivistisch economisch onderzoek (positivistische methodologie)
|
steunt op het construeren van wiskundige modellen;
Economische beeldenzijn vereenvoudigde beelden van de werkelijkheid, ze steunen op hypothesen (of aannamen) |
|
hypothese
|
of aanname
-heuristische aanname -domeinaanname -verwaarloosbaarheidsaanname |
|
heuristische aanname
|
werkt simplificerend ten aanzien van de werkelijkheid, laat een aantal factoren buiten beschouwing (wordt weergegeven met de vermelding 'ceteris paribus' of 'cp');
later kan men dan meer factoren in het model betrekken |
|
domeinaanname
|
beperkt theorie tot een bepaald deel van de werkelijkheid
|
|
verwaarloosbaarheidsaanname
|
schakelt bepaalde factoren uit omdat ze verwaarloosbaar klein zijn
|
|
verbanden tussen variabelen
|
-statisch
-dynamisch |
|
statische relatie tussen variabelen
|
legt het verband tussen variabelen op hetzelfde tijdstip
|
|
dynamische relatie tussen variabelen
|
houdt rekening met invloeden die door verschillende periodes heen waar te nemen zijn
|
|
verifiëren
|
confronteren van voorspellingen van economische theorieën met de werkelijkheid
|
|
falsifiëren
|
het actief zoeken naar feitenmateriaal dat de theorie tegenspreekt;
nodig in het positivistische economisch onderzoek |
|
nulhypothese
|
men neemt aan dat er geen relatie tussen bepaalde feiten is;
men probeert dan die hypothese te verwerpen; significantiedrempel: de kans dat de nulhypothese waar is met de betrokken data, moet kleiner zijn dan die drempel, om de nulhypothese te verwerpen |
|
voorwaarden voor goede data
|
-betrouwbaarheid (reliability): de numerieke uitkomsten voor indicatoren variëren niet als gevolg van de karakteristieken van het meetproces of het meetinstrument
-validiteit: overeenkomst tussen de manier waarop de onderzoeker een idee heeft geconceptualiseerd en de manier waarop er gemeten wordt |
|
statistiek
|
cijfergegevens verzamelen, observeren en groeperen in betekenisvolle categorieën
-beschrijvend -analytisch |
|
beschrijvende statistiek
|
het louter samenvatten en beschrijven van data
|
|
analytische statistiek
|
houdt zich vooral bezig met de vraag hoe men rationele beslissingen kan nemen in situaties van onzekerheid
|
|
econometrie
|
houdt zich bezig met het statistisch falsifiëren van de voorspellingen uit de mathematische modellen,
dit gebeurt op basis van de statistiek |
|
wiskundige economie
|
mathematisch formaliseren van economische theorieën dmv vergelijkingen die het verband tussen de betrokken economische grootheden aangeven
|