Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
72 Cards in this Set
- Front
- Back
overheid
|
Overheid: geheel van entiteiten die via politieke besluitvorming worden bestuurd
en waarvan de activiteiten niet gefinancierd worden door verkoop van producten op de markt, maar grotendeels ontstaan door een beroep te doen op gedwongen bijdragen (belastingen) van de burgers. 3 functies volgens Musgrave -allocatie -herverdeling -stabilisatie |
|
allocatieve functies
|
Allocatieve functies: De overheid oefent invloed uit op wat en hoe er in de economie geproduceerd wordt en tegen welke prijzen het op de markt komt.
Men doet dit d.m.v. collectieve voorzieningen, heffingen en subsidies, regulering, concurrentiebeleid en marktconforme instrumenten (ecolabeling, milieukeur…). |
|
herverdelingsfunctie
|
Herverdelingsfunctie: Heel wat overheidsoptreden beoogt een wijziging aan te brengen in de inkomens- en vermogensverdeling, die spontaan uit de werking van de vrije markt resulteert.
- een verticale (arm of rijk) herverdeling -een horizontale (werknemer of werkloos) herverdeling. |
|
stabilisatiefunctie
|
Stabilisatiefunctie: De overheid manipuleert de budgettaire stromen en/of de geldhoeveelheid evenals de interventies in de prijs- en inkomensvorming teneinde ongewilde schommelingen (conjunctuurgolven) in de economische activiteit te voorkomen of te compenseren.
|
|
marktfaling vs. overheids- of interventiefaling
|
Marktfaling vs overheids- of interventiefaling: De markt werkt niet perfect (= marktfaling),
aanvulling en correctie vanwege de overheid zijn dus noodzakelijk.(vb. bij collectieve voorzieningen die de markt niet kan bieden). Maar overheidsinterventie bij marktfaling garandeert geen vergroting van de welvaart. (= interventiefaling) |
|
public choice theorie
|
Public Choice-theorie: (positieve theorie): Deze theorie ziet het politieke leven als een politieke markt, met aan de vraagzijde de kiezers en pressiegroepen en aan de aanbodzijde de ambtenaren en politici.
Het overheidsoptreden wordt hier dus verklaard als een beslissingsproces waaraan verschillende actores deelnemen (kiezers, pressiegroepen, ambtenaren en politici) |
|
representatieve economie
|
Representatieve democratie: burgers worden vertegenwoordigd door politici die de voorkeuren van de burgers in concrete voorstellen aggregeert, tegengestelde belangen van de ¹ burgers afweegt en onderling beslissingen neemt door onderhandeling en stemming.
|
|
referendumdemocratie
|
Referendumdemocratie: kiezers nemen rechtsreeks politieke beslissingen.
|
|
Condorcet-stemming
|
Bij deze stemprocedure moeten de kiezers paarsgewijze over alle alternatieven stemmen, waarbij telkens het winnende alternatief tegen een volgend, nog niet beoordeeld voorstel uitkomt. Dit tot uiteindelijk alle mogelijke oplossingen zijn doorlopen.
Arrow stelde hieraan vier voorwaarden: -individuele keuze is vrij -als iedere kiezer een bepaalde mogelijkheid boven een andere verkiest, moet zulks ook in het resultaat tot uitdrukking komen -andere mogelijkheden mogen de keuze tussen alternatieven niet beïnvloeden -kiezers beschikken soeverein |
|
stemparadox van Arrow
|
Stemparadox van Arrow: deze illustreert de relativiteit de condorcet-stemming. (p307)
|
|
pressiegroep
|
Pressiegroep: een organisatie van mensen met een gemeenschappelijk belang (een belangengroep),
die de politieke besluitvorming probeert te beïnvloeden in het voordeel van de groepsbelang. Een pressiegroep streeft geen politieke verantwoordelijkheid na, anders zouden we te maken hebben met een politieke partij. |
|
overlegeconomie
|
Overlegeconomie: wanneer pressiegroepen op grote schaal op allerlei manieren over stemmen beschikken,
die ze de politici aanbrengen in ruil voor gunstmaatregelen. |
|
theorie van de mediaankiezer
|
met deze theorie verklaart de public choice-school het gedrag van de politieke partijen in een tweepartijenstelsel.
De politieke partijen leveren slag om de meerderheid en stemmen hun programma zoveel mogelijk op de wensen van de mediaankiezer af. De mediaankiezer is degene die er m.b.t. een bepaald probleem zodanige preferenties op nahoudt, dat hij, bij rangschikking van de kiezers volgens de intensiteit van hun preferenties, zich juist in het midden van de groep bevindt. |
|
stemmenhandel (logrolling)
|
politici stemmen projecten die hen nauwelijks interesseren, met de bedoeling voor hun eigen voorstellen steun te verwerven van andere politici, die daar grotendeels indifferent tegenover staan.
Ze sluiten daarbij onderlinge akkoorden af waarbij zij heen en weer elkaars voorstellen goedkeuren. |
|
carrièristen
|
denken alleen het eigen belang.
Hier onderscheiden we: -strevers: proberen vanuit hun functie meer macht, inkomen of prestige te verkrijgen -conservatieve ambtenaren: willen hun bestaande macht, inkomen en prerogatieven veilig stellen en schuwen risico en veranderingen |
|
paternalisten
|
proberen aan de samenleving hun eigen preferenties op te leggen.
Ook zij hechten evenwel belang aan macht en prestige, aangezien daardoor hun invloed op het overheidsbeleid vergroot. |
|
zuiver collectieve voorzieningen
|
100% gratis en gefinancierd.
Bv. dijken, secundaire wegen. |
|
quasi-collectieve voorzieningen
|
de gebruikers moeten toch een zekere bijdrage in de financiering van de betrokken collectieve voorziening betalen,
maar de hoofdzaak blijft op de algemene middelen steunen. |
|
semi-collectieve (semi-private) voorzieningen
|
de allocatie van de betrokken goederen en diensten gebeurt wel door de markt,
maar de betrokken instellingen krijgen een aanzienlijke overheidssubsidie met de bedoeling het hun mogelijk te maken beneden kostprijs te verkopen en aldus de consumptie te stimuleren. |
|
ondeelbaarheid van het aanbod
|
Het goed is technisch niet in afzonderlijk verkoopbare eenheden te splitsen.
Nieuwe consumenten brengen geen extra kosten teweeg. Vb. park… |
|
oorzaken concentratie politici in politieke partijen
|
-genieten van schaaleffecten (bv. gemeenschappelijke studiedienst)
-vergemakkelijkt regeringsonderhandelingen -baten van het politieke bedrijf over een grotere groep mensen -vermindert risico's (bv. wie niet herverkozen is, wordt opgevangen door de partijorganisatie) |
|
soorten collectieve voorzieningen
|
-zuiver collectieve voorzieningen
-quasi-collectieve voorzieningen -semi-collectieve (of semi-private) voorzieningen |
|
motieven voor collectieve voorziening
|
-efficiëntie
-distorsies in de consumentenvoorkeur -herverdeling |
|
efficiëntie als motief voor collectieve voorzieningen
|
normaal stemt de markt het aanbod af op de vraag, en verdeelt de geproduceerde hoeveelheid over de vragers;
soms is dit gebrekkig -ondeelbaarheid van het aanbod -non-rivaliteit -non-exclusiviteit -besparing van transactiekosten |
|
non-rivaliteit
|
de consumptie van de ene persoon vermindert de consumptiemogelijkheden van de andere persoon niet. Vb. universitair onderwijs
|
|
non-exclusiviteit
|
Non-exclusiviteit: zodra het betrokken goed ter beschikking staat, kan men niemand de consumptie ontzeggen. Vb. defensie.
Soms wordt er een onderscheid gemaakt tussen: -non-exclusiviteit voor de producent (hij kan niet-betalers niet uitsluiten) -non-exclusiviteit voor de consument (hij kan zich aan de consumptie niet onttrekken, bv. luchtvervuiling) |
|
markttransactiekosten
|
Markttransactiekosten: de kosten om vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming te brengen en een prijs te bepalen.
|
|
sociale kosten-batenanalyse
|
baten en kosten van overheidshandelen worden systematisch weergegeven en in geld uitgedrukt,
teneinde hun vergelijking en aggregatie mogelijk te maken. (ó economische kosten-batenanalyse) |
|
criteria-analyse
|
de effecten worden niet in een gemeenschappelijke noemer (geld) uitgedrukt, maar elk volgens hun eigen maatstaf gemeten.
Men kijkt dan naar de wegingen die de beslissingsnemer aan de verschillende criteria toekent en beslist zo wat te doen. |
|
kosteneffectiviteitsanalyse
|
gaat na hoe een bepaalde overheidsdoelstelling op de goedkoopste manier kan worden gerealiseerd.
|
|
algemene beginselen opmaak begroting
|
-annaliteit
-universaliteit -specialiteit |
|
Normatieve theorie van het overheidsoptreden
|
normatieve theorieën ontstonden uit de welvaartstheorie.
Deze welvaartstheorie probeert op een objectieve manier te bepalen hoe een volkshuishouding de schaarse middelen moet aanwenden om de nationale welvaart te maximaliseren. Het normatieve denken over de overheid onderzoekt o.a. of overheidsuitgaven verantwoord zijn en hoe de overheid de werking van de markt moet corrigeren, wanneer die allocatief niet optimaal werkt. |
|
Begroting
|
een systematisch overzicht van toekomstige en geschatte uitgaven en inkomsten van de staat gedurende een bepaalde periode, op basis waarvan de wetgevende macht aan de uitvoerende macht de toelating geeft de desbetreffende inkomsten en uitgaven te verrichten.
|
|
Begrotingskrediet
|
de voor een bepaalde taak in de begroting toegewezen gelden
-gesplitste kredieten -niet-gesplitste kredieten -variabele kredieten -vastleggingskredieten -ordonnanceringskredieten -voorlopige kredieten (voorlopige twaalfden) -lopende ontvangsten -lopende uitgaven -kapitaalontvangsten -kapitaaluitgaven |
|
Algemene Rekening van de Staat
|
de weergave ex post van overheidsinkomsten en -uitgaven.
|
|
Annaliteit van de begroting
|
de begroting heeft betrekking op één kalenderjaar, zowel wat haar uitgaven als inkomsten betreft.
|
|
Universaliteit van de begroting
|
alle uitgaven en ontvangsten van de staat moeten in de begroting voorkomen
-niet-affectatie (uitzonderingen: earmarking) -debudgetteren |
|
Het principe van de niet-affectatie
|
een specifieke ontvangst mag niet dienen tot het dekken van een specifieke uitgave;
alle ontvangsten moeten worden gecentraliseerd in één kas (de thesaurie), die dan voor alle uitgaven moet instaan. Earmarking is de uitzondering hierop: bepaalde begrotingsinkomsten worden dan toch voor specifieke uitgaven aangewend |
|
Debutgetteren
|
er worden vaak verbintenissen aangegaan die niet in de begroting van dat jaar zijn ingeschreven,
maar waarvan de lasten de volgende jaren de begroting zullen verzwaren. De betrokken uitgaven worden eerst door andere instellingen (fondsen, lokale overheden, openbare besturen) betaald, maar de terugbetaling van de aangegane leningen en soms zelfs de interest erop komen later toch in de begroting. Dit is buiten de overheid om: men creëert een fonds (bv. voor de aanleg van autostrades). Dat fonds gaat leningen aan. De schulden van de leningen zijn ten laste van de staat. |
|
Specialiteit van de begroting
|
alle uitgaven en ontvangsten worden in de begroting gespecificeerd, programma per programma.
Slechts in de mate dat onder een bepaald artikel in de begroting kredieten zijn voorzien, mogen uitgaven geschieden |
|
niet-gesplitste kredieten
|
dienen voor de uitgaven waarvan verwacht mag worden dat zij tijdens het begrotingsjaar zullen worden vastgelegd en uitbetaald.
|
|
Gesplitste kredieten
|
dienen voor uitgaven waarvan verwacht mag worden dat hun betaling niet gebeurt in het jaar van vastlegging.
|
|
De vastleggingskredieten
|
geven het totaal van verbintenissen weer die tijdens een begrotingsjaar op een programma mogen worden aangegaan
|
|
De ordonnanceringskredieten
|
geven het totaal aan ordonnancering voor vastleggingen van dat jaar of vroeger gedane vastleggingen die mogen worden uitgevoerd.
|
|
Variabele kredieten
|
kredieten zonder maximumbedrag.
Zij komen beschikbaar naarmate er toegewezen ontvangsten op een bepaald artikel worden geboekt. |
|
Voorlopige kredieten
|
kredieten die worden gegeven in afwachting van een begroting.
Ze worden in vermindering gebracht van de in de begroting voorziene kredieten. Die kredieten hebben meestal betrekking op een periode van enkele maanden, vandaar dat ze ook voorlopige twaalfden worden genoemd. |
|
Lopende ontvangsten
|
hebben geen vermogensvemindering in de particuliere sector tot gevolg. (indirecte en directe belastingen, heffingen…)
|
|
Lopende uitgaven
|
brengen geen vermogenstoename van de overheid teweeg.
|
|
kapitaalontvangsten
|
-Fiscale kapitaalontvangsten bevatten de vermogensheffingen (successierechten)
-niet-fiscale kapitaalontvangsten betreffen o.a. opbrengsten van de verkoop van onroerende overheidsbezittingen. |
|
Kapitaaluitgaven
|
verhogen het vermogen van de staat. (vb. bruggen, wegen, gebouwen)
|
|
overheidsuitgaven (fases)
|
-vastlegging
-vereffening -ordonnancering -betaling |
|
Vastlegging
|
staat gaat verplichtingen aan die tot uitgaven zullen nopen
|
|
Vereffening
|
Het onderzoek naar het bestaan, de grootte en de wettelijkheid van de schuld en het erkennen van de schuld in hoofde van de staat
(na indienen factuur door wie vordering op de staat wil innen) Voorlopig gebeurt het door het betrokken departement, definitief gebeurt het door het Rekenhof. |
|
Ordonnancering
|
Bevel tot betalen
Voorlopig gebeurt het door het betrokken ministeriële departement, definitief gebeurt het door het Rekenhof (hierna zorgt de rekenplichtige voor ordonnantie) |
|
Betaling
|
Geschiedt door de rekenplichtige op bevel van de minister van Financiën;
hierna verifieert het Rekenhof nogmaals de uitgaven |
|
Bijkredieten = additionele kredieten
|
op het einde van het begrotingsjaar moeten meestal een aantal aanpassingen gebeuren omdat de werkelijke uitgaven en de geraamde kredieten niet in overeenstemming zijn.
|
|
Rekeningwet
|
legt de finale resultaten van het begrotingsjaar vast.
|
|
Heffingen
|
voornaamste financieringsmiddel van de overheid
-belastingen -retributies -contributies |
|
Belastingen
|
heffingen waarbij er geen band bestaat tussen de mate waarin de betrokken huishouding van de dienstverlening van de overheid gebruik maakt en het te betalen bedrag.
|
|
Profijtbeginsel
|
De kosten van de overheidsdiensten worden toegerekend naar de gebruikers ervan
-> tegenover draagkrachtbeginsel |
|
Contributies
|
Globale omslagen van de kosten van bepaalde overheidsvoorzieningen over de gebruikers ervan.
|
|
Retributies
|
Deze lijken het best op prijzen. Ze impliceren een zekere differentiatie van het gevraagde tarief.
|
|
Draagkrachtbeginsel
|
de benodigde belastingontvangsten moeten tussen de belastingbetalers verdeeld worden volgens hun financiële draagkracht, los van de intensiteit waarmee zij op de overheidsuitgaven een beroep doen.
|
|
Lump-Sum-heffingen
|
de heffing houdt geen enkel verband met economische variabelen.
Hier kan de getaxeerde huishouding door gedragsverandering de omvang van de heffingslast niet verkleinen. Dit zijn heffingen die je niet kunt ontwijken. |
|
Tiebout-hypothese
|
“Mensen stemmen met hun voeten”
d.w.z. zij verhuizen naar regio’s waar de desbetreffende overheid volgens hen een aantrekkelijker mix tussen collectieve voorzieningen en belastingen kan aanbieden. |
|
Netto te financieren saldo
|
overheidsinkomsten - overheidsuitgaven, incl. Rentelasten
|
|
Bruto te financieren saldo
|
netto te financieren saldo + delging rijkschuld
Dit geeft de werkelijke financieringsbehoefte, of het totale bedrag dat de overheid dat jaar op de vermogensmarkt moet lenen, aan. |
|
Monetaire financiering van het overheidsdeficit
|
wanneer het aangaan van overheidsleningen leidt tot geldschepping
|
|
Verdringingseffect
|
hoge interestlasten (o.a. uit het verleden) verdringen een groot gedeelte van de overige staatsuitgaven
|
|
Primair begrotingssaldo
|
overheidsinkomsten - overheidsuitgaven, excl. rentelasten
|
|
Hoe kan de overheid lenen?
|
-staatsobligaties (lineair: OLO's; lange termijn; financiële instellingen
-staatsbons (4 maal per jaar; middellang; particuliere beleggers) -schatkistcertificaten (korte termijn; 3, 6 of 12 m) -Belgian Treasury Bills (tot één jaar) -lenen op internationale kapitaalmarkten -monetaire instellingen |
|
Rentesneeuwbal
|
eindeloze spiraal rente-overheidsschuld.
De interestlasten op de uitstaande schuld stijgen sterker dan de belastingopbrengsten, waardoor de overheidsschuld haar eigen aangroei genereert alleen al door de interesten die er op moeten betaald worden. |