Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
40 Cards in this Set
- Front
- Back
2.1 Inleiding
Werknemers krijgen steeds meer te maken met veranderingen: |
• Er is een verschuiving van fysieke naar mentale belasting
• Een continu proces van organisatie verandering • Het psychologisch contract tussen werkgever en werknemer is steeds meer aangetast. |
|
Arbeid verschuift steeds meer naar het psychosociale aspect.
Psychosociaal heeft betrekking op: |
Cognitieve, emotionele en sociale aspecten die invloed uitoefenen op de werknemer.
Voorbeelden: • Werkdruk, • conflicten, weinig controle over het werk, • baanonzekerheid. Dit is van invloed op de kwantitatieve en kwalitatieve werkprestatie. Inzicht in psychosociale zelfregulatie is van groot belang. Zelf kunnen regelen en werkdruk zijn essentieel. Het motiveert, het laat groeien, geeft energie en veerkracht. |
|
• Psychologisch contract:
|
de verwachting die werknemers koesteren over een billijke verhouding tussen hun inspanningen ten behoeve van de organisatie en de materiële en immateriële beloning die daartegenover staat
|
|
• Werkstress:
|
toestand waarin een werknemer niet in staat is, of zich niet in staat acht, om aan de door de werkomgeving gestelde eisen te voldoen
|
|
Er zijn diverse psychosociale modellen over werkstress:
|
• Person-Environment Fit Model (French)
• Demand-Control(-Support) Model (Karasek) • Vitaminemodel (Warr) • Effort-Reward Imbalance Model • Job Demands-Resources Model • Demand-Induced Strain Compensation Model |
|
Er zijn diverse psychosociale modellen over werkstress:
|
• P-E Fit Model: gaat ervan uit dat stress niet afzonderlijk door de persoon of de omgeving veroorzaakt wordt, maar door de zogeheten passing (‘fit’) of beter gezegd geen passing (‘misfit’) tussen beide
• Werkstress volgens dit model: misfit tussen de persoonlijke behoeften en de hulpbronnen in de (werk)omgeving, danwel een misfit tussen de persoonlijke mogelijkheden en de eisen vanuit de (werk)omgeving • Objectieve misfit: discrepantie tussen de feitelijke toestand waarin de werknemer zich bevindt en de objectieve kenmerken van de omgeving • Subjectieve misfit: discrepantie tussen de kijk van een werknemer op zichzelf en zijn kijk op de (werk)omgeving • Leidt een positieve misfit (werknemer heeft meer mogelijkheden dan nodig is in de (werk)omgeving) ook tot stress: JA • Vorm model: U vorm (door de negatieve en positieve misfit) |
|
• Objectieve misfit:
• Subjectieve misfit: |
• Objectieve misfit: discrepantie tussen de feitelijke toestand waarin de werknemer zich bevindt en de objectieve kenmerken van de omgeving
• Subjectieve misfit: discrepantie tussen de kijk van een werknemer op zichzelf en zijn kijk op de (werk)omgeving • Leidt een positieve misfit (werknemer heeft meer mogelijkheden dan nodig is in de (werk)omgeving) ook tot stress: JA • Vorm model: U vorm (door de negatieve en positieve misfit) |
|
Coping mechanismen voor het hanteren van stress:
|
• Actieve coping
• Passieve coping • Subjectieve sociale ondersteuning |
|
Betrouwbaarheid van de Person-Environment Fit Model (French) theorie:
Opmerkingen: |
Betrouwbaarheid van de theorie:
Het model is uitgebreid onderzocht. Er kwamen een aantal belangrijke punten naar boven uit het onderzoek. Het model blijkt inderdaad een samenhang te vinden tussen bepaalde stressopleverende zaken en de lichamelijke stressreacties. Opmerkingen: Er wordt wel gesteld dat het model op sommige punten nog wat meer duidelijkheid zou mogen verschaffen. Voor een overzicht van het Person-Environment Fit Model zie: hfst. 2, p. 28; De psychologie van arbeid en gezondheid; W. Schaufeli & A. Bakker. |
|
Demand-Control(-Support) Model (Karasek)
• Bijzonderheid van dit model: momenteel het meest gebruikt als werkstressmodel binnen de A&G psychologie • Figuur 2.2 blz 30 en figuur 2.3 blz 32 • Samengevat: |
Psychologische taakeisen en regelmogelijkheden hebben invloed op twee psychische processen.
Het ene proces (diagonaal A in figuur 2.2) beïnvloedt de (on)gezondheid van de werknemer, terwijl het andere proces (diagonaal B) de werkmotivatie en het leergedrag van de medewerker beïnvloedt |
|
Het Demand control (support) model is een tweedimensionaal weergegeven omgevingsgericht model met twee psychosociale werkkenmerken als het belangrijkst:
|
Betrouwbaarheid van de theorie:
Het model is uitgebreid onderzocht. Er kwamen een aantal belangrijke punten naar boven uit het onderzoek. Het model blijkt inderdaad een samenhang te vinden tussen bepaalde stressopleverende zaken en de lichamelijke stressreacties. Opmerkingen: Er wordt wel gesteld dat het model op sommige punten nog wat meer duidelijkheid zou mogen verschaffen. Voor een overzicht van het Person-Environment Fit Model zie: hfst. 2, p. 28; De psychologie van arbeid en gezondheid; W. Schaufeli & A. Bakker. |
|
Empirische evidentie van het Demand-Control(-Support) Model (Karasek) uit drie soorten studies
|
1. Epidemiologische onderzoekingen, voornamelijk gericht op langetermijneffecten van taakeisen en regelmogelijkheden op de gezondheid: voornamelijk gericht op het voorspellen van cardiovasculaire aandoeningen
2. Studies gebaseerd op specifieke homogene of heterogene beroepsgroepen: zowel cross-sectionele als longitudinale onderzoeken naar allerlei typen stressreacties, zoals affectieve, cognitieve, gedragsmatige, fysieke en fysiologische uitkomsten 3. Onderzoekingen die het kortetermijneffect van taakeisen en regelmogelijkheden onder de loep nemen: monitorstudies of (quasi) experimenten om de directe veranderingen in fysiologische parameters vast te kunnen stellen |
|
• Wat zijn de ‘number one killers’ in de geïndustrialiseerde landen:
|
cardiovasculaire aandoeningen
• Een conclusie uit deze onderzoeken: in plaats van interactie-effecten wordt meestal gevonden dat de drie componenten (taakeisen, regelmogelijkheden en sociale steun) afzonderlijk een effect hebben op uitkomstvariabelen |
|
Volgens Kasl is het interactie-effect binnen de DC –benadering op twee manieren uit te leggen:
|
1. Regelmogelijkheden en sociale steun fungeren als moderatorvariabelen, in die zin dat veel regelmogelijkheden of veel sociale steun het negatieve effect van taakeisen op de gezondheid verminderen
2. Er is sprake van synergie, want zowel weinig regelmogelijkheden en weinig steun als hoge taakeisen hebben een negatieve uitwerking op de gezondheid, maar hun onderlinge combinatie heeft een verhoogde werking tot gevolg (die groter is dan de som van de afzonderlijke effecten) |
|
Aan het Demand-Control(-Support) Model (Karasek) is later nog een 3e element toegevoegd,
|
de invloed van de sociale ondersteuning.
|
|
• Welke veronderstelling kan in twijfel worden getrokken:
|
dat individuele verschillen tussen mensen (bijv. persoonskenmerken) niet als belangrijk voor de effecten van werkkenmerken worden beschouwd
|
|
• Externe beheersingsorientatie:
|
iemand heeft het idee dat hij geen invloed kan uitoefenen op wat hem overkomt
|
|
Vitaminemodel (Warr)
Vier elementen: |
1. Effecten van omgevingskenmerken op de mentale gezondheid
2. Categorisering van omgevingsfactoren in een aantal typen 3. Multidimensionaliteit van het welbevinden 4. Wisselwerking tussen persoon en omgeving |
|
• Gaat het Vitaminemodel ook op buiten de arbeidssituatie:
|
JA (bijv. werkloosheid)
• |
|
Twee reacties op overdosering vitaminen:
|
1. Geen verbetering, maar ook geen schade
2. Hypervitaminose: overdosis = schadelijk |
|
Vitamine Model:
|
werkkenmerken beïnvloeden de geestelijke gezondheid op analoge wijze, als vitaminen de lichamelijke gezondheid; sommige kenmerken kunnen meer en meer zijn en hebben geen (verder) effect, maar sommige kenmerken kunnen een overdosis hebben
Figuur 2.5 blz 38: welke assen zijn de belangrijkste dimensies van het welbevinden: horizontale en beide diagonale assen Figuur 2.4 blz 36 bekijken |
|
Vitaminemodel (Warr)
Vier elementen: |
De assen van het vitamine model.
as 1. arbeitdstevredenheid as 2. werkgerelateerde spanning. as 3. burnout |
|
Vier categorieën persoonskenmerken:
|
1. Demografische kenmerken (bijv. leeftijd en geslacht)
2. Vaardigheden (bijv. intellectuele en sociale vaardigheden) 3. Waarden (bijv. specifieke voorkeuren en motieven) 4. Basale mentale gezondheid (bijv. tot uitdrukking komend in neuroticisme en zelfvertrouwen) |
|
Wat hangt volgens de empirie vooral samen met de geestelijke gezondheid van werknemers (2):
|
taakeisen en autonomie
|
|
• Wanneer was de positieve relatie tussen autonomie en werktevredenheid sterker:
|
naarmate werknemers een grotere behoefte aan autonomie hadden
|
|
• Hypervitaminoses komen van:
|
in vet oplosbare vitaminen
|
|
• Conclusie vitamine model:
|
De assen van het vitamine model.
as 1. arbeitdstevredenheid as 2. werkgerelateerde spanning. as 3. burnout |
|
De negen werkkenmerken van het vitamine model
|
De negen werkkenmerken van het vitamine model
|
|
Effort-Reward Imbalance Model (Siegrist)
Drie beloningen: |
1. Geld
2. Waardering (bijv. respect en ondersteuning) 3. Zekerheid en carrièremogelijkheden |
|
De gedachte van het Effort-Reward Imbalance Model (Siegrist) is dat:
|
de werkrol een belangrijke schakel vormt tussen de persoonlijke behoeften en de maatschappelijke structuur.
De inspanningen zijn onderdeel van een social uitwisselingsproces.. |
|
Volgens het Effort-Reward Imbalance Model (Siegrist) wordt het optreden van stressreacties bepaald door:
|
hoge inspanning, gepaard gaan met een lage beloning. Deze disbalans kan leiden tot stressreacties, zoals hart- en vaataandoeningen, gezondheidsklachten, ontevredenheid en ziekteverzuim
Figuur 2.6 blz 41 |
|
Het ERI Model gaat verder uit van dat persoonskenmerken een invloed hebben op de invloed van werk en gezondheid..
Met name: |
Type A gedrag. Streberigheid, verhoogde opwinding, arousal, workaholisme,
Deze mensen hebben een verhoogde kans op gezondheidsklachten. |
|
2.5 Het Effort-Reward Imbalance Model
Dit model is ontwikkeld door Siegfried et al., en gaat ervan uit dat |
de mate waarin iemand stressreacties vertoont te maken heeft met de werkprestaties en de gratificatie die iemand hier voor ontvangt.
Deze gratificaties kunnen tastbaar zijn in de vorm van salaris, of niet tastbaar in de vorm van complimenten en zekerheid om de baan te kunnen behouden. Volgens het model ontstaan er meer stressreacties wanneer iemand veel werkprestaties levert en hier weinig gratificaties voor terug krijgt. Hoe vaker dit voorkomt, hoe minder iemand het idee heeft controle te hebben over de situatie. Ook stelt het model dat de mate waarin iemand gemotiveerd is van invloed is. Is iemand enorm gemotiveerd dan zal er ook een hogere gratificatie verwacht worden, waardoor deze werknemers meer risico lopen op stressreacties en gezondheidsproblemen. Voor een overzicht van het model zie hfst. 2; p. 41; De psychologie van arbeid en gezondheid; W. Schaufeli & A. Bakker. |
|
Betrouwbaarheid van de theorie:
Opmerkingen: |
Betrouwbaarheid van de theorie:
Er zijn meerdere studies uitgevoerd over dit model en het model lijkt betrouwbaar te zijn. Opmerkingen: Sommige begrippen uit de theorie mogen beter uitgewerkt worden en specifieker gemaakt worden. Ook zijn de antwoordmogelijkheden niet erg valide bevonden. |
|
2.6 Het Job Demands-Resources Model
Ontwikkeld eind jaren ’90 door Bakker et al. Het JDR model gaat uit van: |
4 veronderstellingen.
1. dat er per beroep verschillende soorten bronnen van stress zijn. Deze stressbronnen bestaan uit twee onderdelen: -de eisen van het werk (jobdemands) en -de energie van de werknemer. (jobresourses) Dit model gaat ervan uit dat deze twee onderdelen in evenwicht moeten zijn om de werknemer gezond te houden. Het model zal steeds een andere vorm hebben, doordat de eisen van het werk en de energiebronnen verschillen per beroep. 2. er zijn twee parallelle processsen. aan de ene kant kost werk energie en kan leiden tot klachten, aande andere kant kan het leiden tot vitaliteit, bevlogenheid ed. 3.De energie bronnen kunnen de negatieve invloeden compenseren. 4. Energie bronnen hebben vooral een motiverend effect als de taakeisen hoog zijn. Daarnaast heb je 4 veronderstellingen: |
|
Betrouwbaarheid van de theorie:
Opmerkingen: |
Betrouwbaarheid van de theorie:
Onderzoek laat zien dat stressbronnen en energie een negatieve samenhang hebben. De theorie is dus grotendeels betrouwbaar. Opmerkingen: Het model laat energie die ontstaat buiten het werk niet aan bod komen. Sommige aannames uit het model kunnen twee kanten op, terwijl er in het model uitgegaan wordt van eenrichtingsverkeer. Voor een overzicht zie: hfst. 2; p. 44; De psychologie van arbeid en gezondheid; W. Schaufeli & A. Bakker. |
|
2.7 Het Demand-Induced Strain Compensation Model
Recent model dat ontwikkeld is door De Jonge & Dormann. Dit model gaat verder op |
het Demand Control-model en het Efford-Reward Imbalance-model. Het model maakt een vergelijking tussen de balans die we brengen in ons lichaam (honger = eten etc.) en de balans die we nodig hebben op de werkvloer. Er zijn werkeisen op het werk en hulpbronnen die deze eisen kunnen vergemakkelijken.
|
|
Volgens het Effort-Reward Imbalance Model (Siegrist) wordt het optreden van stressreacties bepaald door:
|
Het lichamelijke idee is in de theorie vertaald naar de werkvloer.
|
|
Het model hanteert vier belangrijke regels:
|
1. Multidimensionaliteit van concepten.
Taakeisen, hulpbronnen in het werk en uitkomsten daarvan bestaan uit fysieke, cognitieve en emotionele dimensies. Dit moet in balans zijn om problemen te voorkomen. 2. Drievoudig matchingsprincipe. Taakeisen, hulpbronnen en uitkomsten zijn sterker geassocoieerd als de zelfde soorten concepten en processen een rol spelen. Hoge cognitieve taken en weinig cognietieve hulpmiddelen is cognietieve stress. Hoge fysieke eisen en geen fysieke hulpmiddelen is fysieke stress/klachten 3. Compensatie principe Negatieve effecten van taakeisen kunnen worden gecompenseerd door actievatie van tegengestelde processen. Iemand die veel emotionele steun moet geven, kan dat het beste ook krijgen. 4. Balansprincipe. Er moet een balans gevonden worden tussen alle hulpbronnen en alle eisen van het werk, dan is de prestatie optimaal. |
|
Betrouwbaarheid van de theorie:
Opmerkingen: |
Betrouwbaarheid van de theorie:
Voornamelijk het vinden van de juiste match tussen hulpbronnen en eisen van het werk wordt bewezen door verschillende onderzoeken. Opmerkingen: De kenmerken van de persoonlijkheid worden in dit model achterwege gelaten. |