• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/167

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

167 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)

a/ab +abl.

1 van...uit, vanuit, van...af, vanaf


2 door (bij het passivum)

abeo, ire, ii, itum

weggaan

absum, abesse, afui, afuturus

afwezig zijn, ontbreken

absent

ac

en, en ook

accedo, cedere, cessi, cessum

naderen, erbij komen

accipio, cipere, cepi, ceptum

1 ontvangen


2 vernemen, begrijpen

acer, acris

scherp, spits

actio, -onis f

1 (rechts)handeling, proces


2 rede (van de aanklager)

action

acutus

1 scherp, spits


2 scherpzinnig

ad +acc.

naar, tot, bij

addo, dere, didi, ditum

toevoegen

addition

adeo, ire, ii, itum

gaan naar, zich wenden toe

adhuc

tot nu toe, nog

adicio, icere, ieci, iectum

toevoegen

addition

adipiscor, adipisci, adeptus sum

met inspanning bereiken, verwerven

aditus, -us m

toegang

admitto, mittere, misi, missum

toelaten

admit

admoneo, monere, monui, monitum

1 waarschuwen


2 aan iets herinneren


3 aansporen

adversus

1 gekeerd naar, tegenover(staand)


2 vijandelijk

adversity

aeger, aegra, agrum

ziek, lijdend, bedroefd

aequus

1 vlak, gelijk


2 rechtvaardig

equality

aestas, -atis f

zomer

aestimo, aestimare

schatten

estimate

aetas, -atis f

tijd, leeftijd

ager, agri

1 akker, land, veld


2 gebied

agriculture

ago, agere, egi, actum

doen, handelen, onderhandelen

alibi

ergens anders, elders

aliquando

eens, (op) een keer

aliqui, aliqua(e), aliquod adi.

de een of andere

aliquis, aliquid subst.

iemand, iets

alius, alia, aliud, gen. alterius, dat. alii

een ander

alo, alere, alui, altum

voeden, grootbrengen

alter, altera, alterum

de ene/andere (van twee)

alternate

altus

hoog, diep

altitude

ambulo, ambulare

wandelen

amicus

vriend, bevriend

amitto, amittere, amisi, amissum

verliezen, opgeven

amo, amare

houden van, liefhebben, verliefd zijn

amor, -oris m

liefde

amplus

1 ruim, groot


2 belangrijk

ample

an

of (in afh. vraagzinnen)

angustus

1 nauw, smal


2 moeilijk

angsts such as claustrofobia

anima

adem, leven, ziel

animus

1 geest, ziel, hart


2 moed

annus

jaar

ante +acc. / abv.

+acc. voor


abv. tevoren, vroeger

antea adv.

tevoren, vroeger

antiquus

oud, ouderwets

antiquity

apertus

open

aperatief

aptus

passend, geschikt

apud +acc.

bij

aqua

water

ara

altaar

abor, -oris f

boom

ardeo, ardere, arsi, arsurus

in brand staan

arson

arduus

steil, moeilijk

argentum

zilver

arma, -orum n

1 wapens


2 gereedschappen

armory

ars, artis f

1 kunst, kunstvaardigheid


2 wetenschap

art

ascendo, ascendere, ascendi, ascensum

(be)klimmen, aan boord gaan

ascend

at

maar, echter, daarentegen

atque

en, en ook

auctor, -oris m

initiatiefnemer, maker, schrijver

author

auctoritas, -atis f

invloed, aanzien, gezag, macht

authority

audio, audire, audivi, auditum

horen, vernemen

aufero, auferre, abstuli, ablatum

wegnemen, roven

augeo, augere, auxi, auctum

vermeerderen, vergroten

auris, -is f

oor

aurum

goud

aut

of

auxilium

hulp


pl. hulptroepen

avis, -is f

vogel

barbarus

1 vreemd, buitelands


2 onbeschaafd

barbarians

beatus

gelukkig, welvarend

bellum

oorlog

bene adv.

goed

beneficium

weldaad

bonus

goed

caelum

hemel, weer, klimaat

candidus

stralend, wit

capio, capere, cepi, captum

nemen, grijpen

caput, -pitis n

hoofd, kop

careo, carere, carui +abl.

missen, ontberen

carmen, -inis n

lied, gedicht, toverspreuk

carpo, carpere, carpsi, carptum

plukken

carus

1 lief, dierbaar


2 duur, kostbaar

care

cinis, -is f

as


metonymisch: dood

incinerate

circa +acc.

om...heen, rondom, omstreeks

civis, -is m/f

burger

civil

civitates, -atis f

1 staat, stad(staat)


2 burgerij


3 burgerrecht

clades, -is f

1 nederlaag, verlies


2 onheil


3 schade

clarus

1 helder, duidelijk


2 beroemd

clear

classis, -is f

1 vloot


2 afdeling


3 stand, klasse

class

claudo, claudere, clausi, clausum

sluiten, opsluiten, afsluiten

close

cogito, cogitare

denken, overwegen, op iets bedacht zijn

cognition

cognosco, gnoscere, gnovi, gnitum

leren kennen, vernemen

cognition

cogo, cogere, coegi, coactum

1 bijeenbrengen


2 dwingen

cohibeo, hibere, hibui, hibitum

1 vasthouden


2 tegenhouden

~prohibit

colligo, ligere, legi, lectum

1 verzamelen


2 concluderen

collect

colo, colere, colui, cultum

1 verzorgen


2 bebouwen


3 vereren, aanbidden

colonus

kolonist, boer

commendo, commendare

1 toevertrouwen


2 aanbevelen

recommend

committo, mittere, misi, missum

toevertrouwen

commodus

passend, geschikt, gunstig

communis, -is

gemeenschappelijk, algemeen

commune

comparo, parare I

1 verwerven


2 voorbereiden

comparo, parare II

vergelijken

compare

complector, plecti, plexus sum

omarmen, omvatten

completely surrounding

compono, ponere, posui, positum

1 samenstellen, vervaardigen


2 ordenen, beslechten

compose

concido, cidere, cidi

instorten

concordia

eendracht, eendrachtigheid

conditor, -oris m

stichter

condo, dere, didi, ditum

1 opbergen, verbergen


2 stichten

conduco, ducere, duxi, ductum

1 samenbrengen


2 verzamelen


3 huren

confero, conferre, contuli, collatum

1 bijeenbrengen, bijeendragen


2 vergelijken

confert

confirmo, firmare

versterken, bevestigen, bewijzen

confirm

confiteor, fiteri, fessus sum

bekennen

confess

conscribo, scribere, scripsi, scriptum

opschrijven, inschrijven

conscript

concensus, -us m

eensgezindheid

consilium, -i n

1 raad, raadsvergadering, beraad


2 plan, besluit, beleid

consolor, solari

troosten

console

conspicio, spicere, spexi, spectum

gewaarworden, zien, bekijken

constans, -antis

standvastig, constant

constant

constantia

vastheid, vastberadenheid

constant

constituo, stituere, stitui, stitutum

1 plaatsen


2 vaststellen, besluiten


3 aanstellen

constitute

consto, stare, stiti

1 vaststaan


2 bestaan uit


3 kosten

consist

consuesco, suescere, suevi, suetum

zich gewennen


perf. gewoon zijn

consuetudo, -inis f

gewoonte, omgang

consul, -lis m

consul

consularis, -is

consulair, van een/de consul


subst. oud-consul

consulatus, -us m

consulaat, ambt van consul

consulo, consulere, consului, consultum

1 beraadslagen, overleggen


2 een besluit nemen


3 raadplegen


4 zorgen voor (+dat.)

consult

contemno, temnere, tempsi, temptum

verachten

contempt

contineo, tinere, tinui, tentum

vasthouden, omvatten

contain

contingo, tingere, tigi, tactum

1 aanraken


2 ten deel vallen

contra +acc. / adv.

+acc. tegen, tegenover


adv. ertegenover, daarentegen

counter

contrarius

tegenoverliggend, tegen(over)gesteld

on contrary

convenio, venire, veni, ventum

samenkomen, zich verenigen

convivium

gastmaal, banket, feest

copia

1 voorraad, overvloed


2 gelegenheid

corpus, -oris n

1 lichaam, lijf


2 lijk

corpse

corrigo, rigere, rexi, rectum

verbeteren, herstellen

correct

cotidie adv.

dagelijks

creber, crebera, creberum

talrijk, dicht opeen, veelvuldig

~increased

credo, credere, credidi, creditum

1 geloven (+dat.)


2 toevertrouwen

cresco, crescere, crevi, cretum

groeien

increase

crimen, -inis n

1 beschuldiging


2 misdaad

crime

cruor, -oris m

1 bloed


2 moord

something to cruel from

culpa

schuld

cultus, -us m

1 verzorging


2 levenswijze, beschaving

cult

cum

vgw +ind. toen (plotseling), (telkens) wanneer, terwijl


vgw +coni. toen, omdat, hoewel, terwijl


vz +abl. (samen) met, in gezelschap van

cunctor, cunctari

aarzelen, dralen

cura

zorg, verzorging, taak

cure / care

currus, -us m

wagen

car

cursus, -us m

loop, koers

course

custos, -odis m/f

bewaker, cipier

custody

casus, -us m

val, toeval, ongeval

causa

1 oorzaak


2 (rechts)zaak

cause

caveo, cavere, cavi, cautum +acc.

op zijn hoede zijn voor

celebro, celebrare

vieren, verheerlijken, druk bezoeken

celebrate

cena

(hoofd)maaltijd

ceno, cenare

dineren

centum

honderd

century

cerno, cernere, crevi, cretum

zien, onderscheiden

discern

certamen, -inis n

wedstrijd, strijd, gevecht

certus

zeker, bepaald

certain

Christianus

christen