• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/21

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

21 Cards in this Set

  • Front
  • Back

8.5.2 De primaire motorische cortex



De primaire motorische cortex komt overeen met area 4 van Brodmann en is net voor de centrale groeve gelegen in

de precentrale gyrus.

De motorische cortex kenmerkt zich door een vrijwel afwezige cytoarchitecturale laag IV (met zijn kleine granulaire cellen) en wordt daarom ook wel …. genoemd.

agranulaire cortex genoemd.



Lagen III en V zijn daarentegen sterk vergroot.

Aangezien de primaire motorische cortex vooral grote neuronen bevat, is deze zone de

dikste van alle cortexareas (3,5-4,0 mm tegenover bijvoorbeeld de visuele cortex die bij de mens 1,5-2,0 mm is).

De primaire motorische cortex bevat een grote verschei­denheid van piramidale cellen, waaronder de grote piramidale cellen van Betz (Beatty, 1995).



Parallel aan de sensorische cortex is de primaire motorische zone eveneens somatotopisch georganiseerd in die zin dat

alle spieren van het lichaam in deze zone een bijna punt-voor-puntprojectie hebben en dat neuronen die nabijgelegen spieren bezenuwen, ook dicht bij elkaar gelokaliseerd zijn in de motorische cortex (Beatty, 1995).



Van lateraal tot mediaal controleert deze zone het Lichaam van rostraal tot caudaal (Bradshaw &. Mattingley, 1995).



Van lateraal tot mediaal controleert deze zone het Lichaam van rostraal tot caudaal (Bradshaw &. Mattingley, 1995).



Deze somatotopische structuur wordt bij de mens vaak door middel van een … voorgesteld.

homunculus voorgesteld (Figuur 8.7.).

Figuur 8.7.



De motorische homunculus.

Niet alle lichaams delen zijn gelijkaardig vertegenwoordigd in de motorische cortex.



Een groot deel ervan wordt ingenomen door

de hand ,


de tong en


het aangezicht.



Deze spiergroepen zijn betrokken bij het uitvoeren van precieze willekeurige bewegingen zodat er meer neuronen nodig zijn voor hun bezenuwing.



Vandaar dat deze lichaamsdelen proportioneel een veel grotere cortexarea innemen dan andere (Beatty, 1995 ; Ghez & Gordon, J 995a).

Parallel aan de primaire sensorische cortexareas zijn de cellen van de primaire motorische cortex ook in verticale functionele kolommen georganiseerd (Asanuma, 1989).



Iedere kolom bestaat uit


honder­den piramidale cellen die allemaal eenzelfde spiergroep activeren .



De primaire motorische cortex is via reciproque connecties verbonden met de premoto­rische en de postcentrale primaire sensorische cortex.



Deze zone krijgt via de thalamus eveneens input vanuit de

basale ganglia en het cerebellum, en beïnvloedt het ruggenmerg direct via de corticospinale baan en indirect via de hersenstam.

Stimulatie van de primaire motorische projectiezone lokt contralateraal een samen­ trekking uit van de somatotopisch overeenstemmende spiergroepen (Ghez & Gordon, 1995a).



Deze zone is enkel verantwoordelijk voor

eenvoudige bewegingen waarbij slechts één enkele spiergroep betrokken is, en niet voor de planning en uitvoering van meer complexe bewegingen waarbij meerdere spiergroepen tegelijk betrokken zijn.



Ongeveer 500 msec. voordat een beweging start, zijn de corresponderende neuronen van de contralaterale primaire motorische cortex actief.



Het is dan ook één van de laatste zones die actief zijn vlak voor het starten van een beweging (Bradshaw & Mattingley, 1995).

De cellen van de primaire motorisch cortex bepalen op zijn minst twee parameters van een beweging, namelijk

de kracht en de richting (Bradshaw & Mattingley, 1995 ; Ghez & Gordon, 1995b).


De ontladingsfrequentie is recht evenredig met de kracht waarmee een beweging uitgevoerd dient te worden , en niet zozeer met de grootte van de beweging.



De richting van een beweging wordt bepaald door

de activiteit van een populatie neuronen, niet door afzonderlijke cellen.

De neuronen van de primaire motorische cortex zijn in verticale functionele kolommen georganiseerd .



Hoewel de voorkeursrichting van neuronen uit één bepaalde kolom vrij gelijklopend is, blijkt dat neuronen

in verschillende richtingen kunnen worden afgestemd.



Dat wil zeggen dat neuronen overwegend partici­peren in bewegingen in hun voorkeursrichting, maar dat ze ook (maar dan in mindere mate) kunnen participeren in bewegingen in een andere richting .



De uiteindelijke richting van een beweging wordt dan ook niet bepaald door afzonderlijke neuronen maar verte­genwoordigt de gewogen som van al de richtingen (vectoren) die een bepaalde neuronen ­ populatie aangeven (Georgopoulos, Schwaitz & Kettner, 1982). Voor een bepaalde richting zullen de cellen die met die richting corresponderen, actiever zijn dan cellen die met een andere richting corresponderen.

De uiteindelijke richting van een beweging wordt dan ook niet bepaald door afzonderlijke neuronen maar verte­genwoordigt

de gewogen som van al de richtingen (vectoren) die een bepaalde neuronen ­ populatie aangeven (Georgopoulos, Schwaitz & Kettner, 1982).



Voor een bepaalde richting zullen de cellen die met die richting corresponderen, actiever zijn dan cellen die met een andere richting corresponderen.

Via feedbackmechanismen krijgt de primaire motorische cortex continue informatie over de accuraatheid en snelheid van een beweging (Ghez & Gordon, 1995b).



De primaire motorische cortex krijgt sensorische input via

reciproque connecties vanuit de postcen­trale primaire sensorische projectiezone (areas 1, 2 en 3 van Brodmann) en wordt daarom ook wel motorsensorische cortex genoemd (Figuur 8.8.).

Figuur 8.8.



Corticocorticale connecties tussen de motorische cortexareas onderling en met de posteri­eure pariëtale cortex.

Een continue stroom van sensorische informatie is immers essentieel voor de visuele en tactiele sturing van bewegingen en geeft bewegingen hun noodzakelijke gerichtheid (Luria, 1982).



Somato­ sensorische input is vooral van belang bij

het manipuleren van objecten, terwijl visuele informatie vooral van belang is bij het reiken naar objecten of bij het vermijden van obstakels tijdens het lopen (Ghez & Gordon, 1995b).

Letsels ter hoogte van de primaire motorische hersenschors en zijn descenderende banen veroorzaken in eerste instantie

contralateraal een parese (krachtvermindering), paralyse (verlamming) of zelfs hemiplegie van het somatotopisch overeenstemmend lichaams­ deel.



In het acute stadium (bv. de eerste dagen tot weken na een hersenbloeding of cerebrovasculair accident) zijn de getroffen ledematen doorgaans hypotoon en slap met afwezigheid van willekeurige en reflexbewegingen.



Na verloop van enkele dagen tot weken (soms na maanden) ontstaat hyperreflexie, vooral van reflexen die dienen om het lichaamsevenwicht te behouden tegen de zwaartekracht in.



Het getroffen lichaamsdeel wordt hypertoon met een toenemende pasticiteit tot gevolg.



Wanneer bijvoorbeeld het been passief wordt bewogen tegen de rigiditeit in, zal de weerstand aanvankelijk toene­ men om plots volledig weg te vallen (knip-mesreflex).



In een laatste stadium ten slotte komt de motoriek van de proximale spieren van de ledematen terug, terwijl het herstel van de meest distale delen (hand en vingers) het langst op zich laat wachten en meestal helemaal niet meer terugkomt. De controle over de ftjne hand- en vingermotoriek is dan voorgoed verloren.



Ook moeten de bewegingen meestal blijvend aan kracht en snelheid inboeten. Lichte restverschijn elen zijn gemakkelijk aan te tonen door de proef van de uitgestrekte handen waarbij de patiënt met gesloten ogen de armen gestrekt voor zich uit moet houden, met de handpalmen naar boven , de vingers gestrekt en de dui m naar buiten.



Reeds bij minimale pare en zal de getroffen arm langzaam omlaag zakken en de handpalm naar onderendraaien (Beatty, 1995 ; Bradshaw & Mattingley , 1995 · Oosterhuis, 1985).

In het acute stadium (bv. de eerste dagen tot weken na een hersenbloeding of cerebrovasculair accident) zijn de getroffen ledematen doorgaans hypotoon en slap met afwezigheid van willekeurige en reflexbewegingen.



Na verloop van enkele dagen tot weken (soms na maanden) ontstaat

hyperreflexie, vooral van reflexen die dienen om het lichaamsevenwicht te behouden tegen de zwaartekracht in.



Het getroffen lichaamsdeel wordt hypertoon met een toenemende pasticiteit tot gevolg.



Wanneer bijvoorbeeld het been passief wordt bewogen tegen de rigiditeit in, zal de weerstand aanvankelijk toene­ men om plots volledig weg te vallen (knip-mesreflex).



In een laatste stadium ten slotte komt de motoriek van de proximale spieren van de ledematen

terug, terwijl het herstel van de meest distale delen (hand en vingers) het langst op zich laat wachten en meestal helemaal niet meer terugkomt. De controle over de ftjne hand- en vingermotoriek is dan voorgoed verloren.



Ook moeten de bewegingen meestal blijvend aan kracht en snelheid inboeten.



Lichte restverschijnselen zijn gemakkelijk aan te tonen door

de proef van de uitgestrekte handen waarbij de patiënt met gesloten ogen de armen gestrekt voor zich uit moet houden, met de handpalmen naar boven , de vingers gestrekt en de duim naar buiten.



Reeds bij minimale pare en zal de getroffen arm langzaam omlaag zakken en de handpalm naar onderendraaien (Beatty, 1995 ; Bradshaw & Mattingley , 1995 · Oosterhuis, 1985).