• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/22

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

22 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Sociaalpsychologen houden zich bezig met de vraag hoe de beleving en het gedrag van individuen expliciet of impliciet beïnvloed worden door anderen. Zij geven verklaringen hiervoor op verschillende niveaus:
1. intraperoonlijk,
2. interpersoonlijk en
3. vanuit de groep.
De verklaringen, de theorieën die zij formuleren worden getoetst. Twee belangrijke toetsingsmethoden zijn:
• het correlationele onderzoek en het
• experiment.

Theorieën zijn niet alleen op zichzelf belangrijk, maar ook omdat ze een handvat bieden bij het oplossen van praktische problemen: inzichten worden in de praktijk toegepast.
Vragen, de stappen:
1. We constateren door observatie.
2. We vragen ons af hoe dat komt.
3. Een antwoord volgt.
4. Hoe komt deze uitslag vragen we ons af?
5. En zo gaan we door.
Inductie,
deductie en
reductie.
Inductie: Het op zoek gaan naar algemene beweringen voor theorieën over verschijnselen.

Deductie houdt in dat men uit algemene stellingen, beweringen, theorieën, specifieke beweringen afleid.
Er ligt dus al iets waar men op doorgaat. Als er materiaal is door te meten kunnen we aan de hand van het materiaal een hypothese maken en deze toetsen.

Bij reductie gaat men bij verschillende uitkomsten na of ze kloppen door ze te toetsen. Zo valt er steeds een mogelijkheid af voor de verklaring.
Inductie:
Het op zoek gaan naar algemene beweringen voor theorieën over verschijnselen.
Deductie houdt in dat
men uit algemene stellingen, beweringen, theorieën, specifieke beweringen afleid.

Er ligt dus al iets waar men op doorgaat. Als er materiaal is door te meten kunnen we aan de hand van het materiaal een hypothese maken en deze toetsen.
Bij reductie gaat men bij verschillende uitkomsten na of ze kloppen door ze ...
te toetsen. Zo valt er steeds een mogelijkheid af voor de verklaring.
Wetenschappelijk bezig zijn is dus ...
vragen stellen en verklaringen geven en die vervolgens proefondervindelijk op hun juistheid te toetsen.
Sociale psychologie omschreven.

Sociaal psychologen richten zich op het sociale aspect van beleving en gedrag.

De mate waarin de beleving en het gedrag van een individu wordt beïnvloed door
de impliciete of expliciete aanwezigheid van anderen.
Expliciete aanwezigheid
Lijfelijke aanwezigheid van anderen. Denk aan een sollicitatie gesprek.
Impliciete aanwezigheid
Beïnvloeding van gedrag door het referen aan voorbeelden. Denk aan reclame of ouders. ‘wat zouden ze van me denken’?
Er wordt onderscheid gemaakt tussen .....
beleving en gedrag. De reden daarvan is dat sociaal psychologen er van uitgaan dat gedrag tot stand komt als gevolg van interne processen (beleving), die hun weerslag hebben op gedrag (extern waarneembaar).

Dit onderscheid is zinvol omdat beleving en gedrag niet altijd samenvallen. We kunnen x denken maar Y doen. En wat is de rol hier in van de impliciete of expliciete aanwezigheid van anderen?
Twee soorten onderzoek
Correlationeel onderzoek
Experimenteel onderzoek
Correlationeel onderzoek
hier wordt duidelijk of en hoe sterk variabelen samenhangen
Is er een verband tussen waargenomen invloed en informatie?
Samenhang
Experimenteel onderzoek
Experimenteel onderzoek laat de oorzakelijke verbanden zien.
Participatie, informatie en beïnvloeding.
Oorzakelijke verklaringen.
Niveaus van analyse.
• Intrapersoonlijk niveau van analyse
• Interpersoonlijk niveau van analyse
• Groepsniveau van analyse
Intrapersoonlijk niveau van analyse
Informatie inwinnen. “past iets bij mij?’ Het is in principe een beslissing op basis van het zelfconcept.

Theoreticus: Cantril naar aanleiding van ‘war of the worlds’.
Cantril suggereert door zijn onderzoek dat mensen onzeker zijn over hun eigen denken. Zijn concept is dat als er onzekerheid ois over intra persoonlijke beslissingen, mensen zich wenden tot anderen.
Er was een correlatie. Geen bewijs.
Schachter (1959) vond bevestiging voor de stelling ‘intra persoonlijke angst leidt tot affiliatie’. Met zijn ‘elektrische schok’ experiment toonde hij aan dat mensen die een hogere angst conditie hadden vaker gezelschap zochten
Interpersoonlijk niveau van analyse
Bij interpersoonlijk niveau van analyse ligt de nadruk meer op interactie tussen personen.
Newcomb (1961) constateerde met zijn ‘studenten experiment’ dat interactie door fysieke nabijheid kwam. Later veranderde het patroon en ontstonden er vrienden groepen. Fysieke nabijheid werd minder belangrijk maar de gelijkgestemdheid, opvattingen, waarden en attitude werd bepalend.

Byrne deed onderzoek tussen attitude en gedrag. Attitudes werden vergeleken met een vragenlijst en een fictieve ander. Ze voelden het meeste voor de ander in de ‘gelijkheids conditie’ en minder in de ‘ongelijkehidsconditie’. Maar, dat van Byrne gaat in zijn analyse uit van intra persoonlijkheid omdat het gaat om de puur persoonlijke beleving.
Groepsniveau van analyse
Newcomb onderzocht ook op groepsniveau van analyse in zijn Bennington-studie.
Conservatieve meisjes werden op een progressieve school geplaatst. Wat bleek, ze werden progressiever. De studenten die niet veranderden gingen zich minder hechten aan de waarden en normen van het college.

Deze aanpassing wordt conformiteit aan de groep genoemd.
Toepassings velden
Gezondheid en ziekte
Economisch gedrag
Onderwijs
Vooroordeel en
discriminatie
Omgeving en milieu
Recht en criminologie
Voorlichting en massacommunicatie
Organisatie
Toetsing levert vaak ...... beelden op. Eentje uit het laboratorium wat inzichten verschaft maar de 2e is toetsing in de ........

Het levert vaak verassende resultaten op wat leidt tot weer nieuwe inzichten.
Toetsing levert vaak 2 beelden op. Eentje uit het laboratorium wat inzichten verschaft maar de 2e is toetsing in de praktijk.

Het levert vaak verassende resultaten op wat leidt tot weer nieuwe inzichten.
Namen:

Newcomb (1961)
Kurt Lewin
Cantril
Schachter (1959)
Byrne
Namen:

Newcomb (1961)
Constateerde met zijn ‘studenten experiment’
Onderzocht ook op groepsniveau van analyse in zijn Bennington-studie.

Kurt Lewin
Een grondlegger van sociale psychologie is Kurt Lewin met zijn ‘kippenlevertjes onderzoek’.

Cantril
Zijn concept is dat als er onzekerheid is over intra persoonlijke beslissingen, mensen zich wenden tot anderen. War of the worlds.

Schachter (1959)
Vond bevestiging voor de stelling ‘intra persoonlijke angst leidt tot affiliatie’. Met zijn ‘elektrische schok’ experiment toonde hij aan dat mensen die een hogere angst conditie hadden vaker gezelschap zochten.

Byrne
Deed onderzoek tussen attitude en gedrag.