Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
17 Cards in this Set
- Front
- Back
Ook wel schakeleigenschap genoemd. 16+(4+5) = (16+5)+4 (16x4)x5 = 16x(5x4) |
Associatieve eigenschap |
|
Sommen onder elkaar zetten om ze uit te rekenen. |
Cijferend rekenen |
|
Vorm van vermenigvuldigen. Bijv. bij een opdracht waar je drie petten, drie t-shirts en drie broeken hebt. Hoeveel setjes kun je maken. |
Combineren |
|
Ook wel de verwisseleigenschap. Bijv. 8+5 = 5+8 9x1 = 1x9 |
Commutatieve eigenschap |
|
Een model die duidelijk maakt hoe je iets uit kunt rekenen, of als ondersteuning gebruikt kan worden bij een rekenprobleem. Bijv. geld of een positiemodel. |
Denkmodel |
|
Opgave verdelen in eenvoudigere deelopgaven door één of meerdere factoren in de opgave te splitsen. Bijv. 23x61 wordt 23x60 en 23x1. |
Distributieve eigenschap |
|
Het stimuleren van het leerproces van het schattend rekenen. Doel is dat de leerlingen uiteindelijk een juiste keuze kunnen maken voor het afronden en schatten. |
Flexibele fase |
|
Ook wel kolomsgewijs delen genoemd. |
Happen |
|
Het leren van schattend rekenen, er worden geen precieze afrondingsregels gebruikt. |
Informele fasen van leren schatten |
|
De leerlingen gaan gebruik maken van de rekenmachine en ontwikkelen een attitude waarbij ze het antwoord dat de rekenmachine heeft altijd controleren met een schatting. |
Integratiefase van het leren rekenen met de rekenmachine |
|
Hierbij worden de deelgetallen in hun waarden gelaten; er wordt met hele getallen gerekend. Daarbij wordt van links naar rechts gerekend, oftewel van groot naar klein: eerst de honderdtallen, dan de tientallen en als laatst de eenheden. |
Kolomsgewijs rekenen |
|
Nullen tegen elkaar wegstrepen en en indien nodig terugplaatsen. |
Nulregel |
|
Wordt gebruikt als ondersteuning of denkmodel. Kan ook gebruikt worden bij kolomsgewijs rekenen. |
Positieschema |
|
Het gaat om het hanteren van standaard aanpakken zoals het gebruiken van afrondingsregels. |
Regelgeleide fase |
|
Een verkorte notatie van de meest verkorte vorm van kolomsgewijs delen. |
Staartdeling |
|
Deeltallen in hun waarden gelaten. Rekenen met hele getallen van links naar rechts/klein naar groot. |
Standaardprocedure |
|
Het in stukken splitsen. Bijv. 1 taart, 5 kinderen --> taart in 5 stukjes... |
Verdelen |