• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/51

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

51 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Basisbeginsel liberalisme

- mens afzonderlijke unit


- vermogen om visie op eigen leven vorm te geven


- obv vermogen mag men verwachtingen hebben

Instituties

relatief duurzame structuur van regels en normen die handelen en gedrag structureren en niet gauw veranderd worden, want verankerd in culturele/wettelijke bestaansvormen

Collectief bindende besluitvorming

DAHL


collectief = zaken die andere raken


bindend = macht


besluitvorming = afweging belangen & waarden

5 kenmerken democratisch proces

1. effectieve deelname


2. gelijk recht in uitbrengen gelijke stem


3. gelijke kans verwerving informatie


4. gelijke controle v/d agenda


5. insluiting van allen in demos


(= toepasbaar op vele units)

Rousseau

de mens wordt vrij geboren maar is altijd geketend, want men is gebonden aan wetten die aan men aan zichzelf heeft opgelegd (= de verschuiving van individu naar collectief)

Held's autonomie

meepraten over regels waaraan we ons onderwerpen. Vereist dus "voice" (adhv Dahl) maar ook "muscle" (vermogen om omgeving te veranderen)

Basisbeginselen van denken over democratie

- politieke gelijkwaardigheid


- autonomie

Basisinstituties democratie

- nationaal parlement


- gekozen representatieven


- gekozen lokale bestuurders

Waarom aannemen principe van intrinsieke gelijkheid?

- ethische gronden


- zwakheid andere principes


- makkelijk beleid


- aanvaardbaarheid

Wenselijke consequenties democratie

1. vermijden tirannie


2. essentiele rechten


3. algemene vrijheid


4. zelfbeschikking


5. morele autonomie


6. menselijke ontwikkeling


7. bescherming persoonlijke belangen


8. politieke gelijkheid


9. vrede met andere democratieen


10. welvaart

Argumenten tegen expertocratie

a. meer dan alleen kennis nodig


b. niet iedereen is resistent tegen macht, corruptie en eigenbelang


c. experts zijn goed, maar wellicht niet voor hetgeen dat iedereen raakt


d. zulke "persoonlijke" besluiten zijn anders dan parlementaire besluiten


e. iedereen is toch gelijk, dan iedereen ook expert

Institutionele kenmerken polyarchie

1. gekozen ambtsdragers


2. vrije, regelmatige verkiezingen


3. vrijheid van meningsuiting (VOICE)


4. alternatieve bronnen van informatie


5. zelfstandige verenigingen (MUSCLE)


6. inclusief burgerschap

Representatieve democratie beter dan directe, want:

- meritocratisch argu: burgers zijn minimaal competent, vertegenwoordigers beter qua kennis & moraal, de beste mensen druiven naar boven door verkiezingen




- arbeidsdeling argu: leven in complexe samenleving, niemand wil 24/7 politiek en als je dat wel wilt kan je de politiek in




- protectie argu: "individual voice is noise", dus een georganiseerde macht (bv politieke partijen) kan beter met alternatieven komen




- pacificatie argu: met vertegenwoordigers is het makkelijker luisteren naar elkaar en worden compromissen gesloten

Normatieve onderbouwing tbv democratie

-> vanuit beginselen: democratie kan als enige 't principe van politieke gelijkheid realiseren


-> vanuit voordelen: maakt 't goede leven mogelijk (10 wenselijke consequenties: zie cram kaart)

Redenen vóór expertocratie

Wereld is complex geworden en steeds afhankelijker van kennis. Door politisering sub-optimale resultaat. Laat politici zich bezig houden met de rand, experts met de kern. Hiermee ontloop je risico dat "gewone" mensen de verkeerde beslissingen nemen.

Redenen vóór politieke meritocratie

(vb. China/Singapore/Macau). Hierarchisch, dwingend systeem met een natuurlijke elite, waar goede prestaties worden beloond. Enkel de besten krijgen staatsmacht. Wel responsief door parlementen en rule of law.

Waarom de 6 instituties van Dahl:

1. verkozen vertegenwoordigers: want door schaalvergroting is direct onmogelijk


2. vrije, regelmatige verkiezingen: om nog enige invloed op de agenda te behouden en obv politieke gelijkheid moet iedere stem vrij en gelijk zijn.


3. vrijheid van meningsuiting: om te kunnen participeren/agenda te beïnvloden moet je je kunnen uiten


4. alternatieve informatie: noodzakelijk voor "verlicht begrip"


5. zelfstandige verenigingen: "individual voice is noise"


6. inclusief burgerschap: iedereen is minimaal compentent

Belang van instituties:

1. stabiliteit


2. fundamentele rechten


3. neutraliteit


4. aansprakelijkheid


5. eerlijke vertegenwoordiging


6. geïnformeerde consensus


7. effectieve regering


8. competente besluitvorming


9. transparantie


10. elasticiteit


11. legitimiteit

Proportional representation

Populairst onder de oudere democratieën, waar de zetels worden verdeeld onder het aantal stemmen op de partij

First past the post

Land is opgedeeld in districten, waarbij alle zetels naar de winnaar van het district gaan.

Instrumentele visie

Democratie kan niet alles leveren waaraan het behoefte heeft. De omgeving moet iets opbrengen waarin het systeem goed kan functioneren.

Complementaire visie

Sluit op instrumentele aan door te stellen dat civil society nodig is voor een goedwerkende democratie én als krant tegen een domein-overwoekerende staat

2 civil society argumenten:

- Tocqueville/Putnam: verenigingsleven creeert gedrag dat goed past/goed is voor de democratie.


- Sfeer van handelen onafhankelijk van de staat en kan tegenwicht bieden tegen tirannie.

Verklaring van sociaal kapitaal erosie (Dahl)

- emancipatie (minder tijd want vrouwen werken)


- mobiliteit (re-potting, minder binding met omgeving)


- demografie (scheidingen etc., ondermijning van fysieke/materiele basis van civic engagement)


- technologie (individualisering)

Schudson & The Simpsons karakters:

- Marge: koloniale tijd, kent haar plaats, erkent de leider, groot moraal


- Homer: early 1800, enthousiaste, democratische white male, waar sociaal leven leidt tot politieke identificatie.


- Lisa: 1890-1920, geinformeerd, rationeel, issue-centered (en dus veel verschillende groepen)


- Bart: civil rights-tijd, anti-autoritaire individualist met self-serving claims, convention-breaking


- Maggie: JA WAT ZAL ER MET HAAR GEBEUREN?

Kenmerken van civic organisations

1. grass roots


2. face to face meetings


3. across lines of social class


4. affiliatie met nationale organisatie


5. genoeg sociale/politieke activiteiten


6. verwacht tijd & moeite van leden


7. bijna geen professionele staf


8. mogelijkheid tot eisen t.o.v. staat


9. organisational structure


10. democratisch verkozen leider

Kritiek op eisen-lijst civic organisations:

Veel groepen worden buitengesloten (NIMBY, protestgroepen, professionele groepen, support groepen)

Postbureaucratische organisaties

Internet heeft ervoor gezorgd dat men niet permanent ergens lid wordt, maar voor het momentum lid wordt. Creeert in hele korte tijd veel social capital.

Trends in samenleving:

1. individualisering & egalisering (mens is mondiger en minder trouw)


2. ontideologisering & technocratisering (minder echte politieke blokken en terreinen die de-politiseren)


3. economisering & vermarkting (concurrentie en marktdenken)


4. informatisering & mediatisering


5. mondialisering & lokalisering

Gevolgen van trends in samenleving:

1. interesse: geindividualiseerde burger boeit de publieke zaak niet, beroepspoliticus verdwijnt.


2. gezag: politiek moeilijk te dwingen tot bepaalde richting of beleid


3. macht: staat vormt onze levens minder wat democratisch gehalte minder maakt.


4. ongelijkheid: kleinere groepen bepalen en opboksen tegen de macht van markten & internationale ondernemingen lastig.


5. legitimiteit: democratische systemen (bv. politieke partijen) werken steeds minder (PVV)


6. stuurbaarheid: instituties steeds minder kracht om te temmen of juist actie te ondernemen (bv. tegengaan kinderarbeid)


7. prestaties: overheid steeds minder dienstverlenend.


8. informatie & duiding: onduidelijk wat burger/ politieke partij nou écht wil (=ontideologisering)

Kloofdenken

verwijdering tussen burgers en de instanties van de democratie (bv. kiezer vs gekozenen, burger vs bestuur, burger vs beleid). Kloof zou kleiner moeten worden dmv innovaties (Smith)

Verplaatsingsdenken

Verspreiding van macht en besluitvorming van centrum (staat) naar andere plekken (EU, WTO, MNO's etc). Democratie zou mee moeten verhuizen met die collectief bindende besluitvorming of in ieder geval democratische elementen.

Associatieve democratie

Wil niet de representatieve vervangen maar wel vernieuwen (beetje verplaatsingsdenken). Burger zou meer autonomie moeten hebben in subsystemen. Gecentraliseerde staat is dan ook niet wenselijk, meer zelfbestuur!

Smith en zijn 6-tal als framework voor innovatie:

1. Inclusiviteit: politieke gelijkheid wordt gerealiseerd in aanwezigheid en "voice"


2. Popular control: in hoeverre besluitvorming beïnvloedbaar is


3. Considered judgement: begrip voor andermans perspectief


4. Transparantie: reflectie & openheid tov leden en de rest


5. Efficientie: kosten gedragen door leden en publieke autoriteit


6. Transferability: ook mogelijk in andere context/schaal




--> zijn overigens niet allemaal vereist bij innovatie

Voordelen van participatory budgetting

- participatie in ongebruikelijk domein (budget)


- verschillende vormen van participatie


- open & transparantie van overheid vereist


- andere distributie (met name tbv arm)




PORTO ALEGREEEE

Vormen van mini-public's

1. citizen's juries: meestal 12-24 burgers voor aanbevelingen rondom zaak


2. planning cells: grotere groep dan c.j., facilitors heel technisch ipv onafhankelijk, meer meningen in één document, contract over de naleving.


3. consensus conferences: vraagt om perspectieven van geïnformeerde burgers, vooraf een vragenlijst van participerende bruger.


4: deliberative poll: kan giga veel mensen bevatten maar doen geen aanbevelingen, gewoon wat vragenlijsten aan de burgers voor en na.

2 concepten democratie (TANAKA)

- procedureel: classificeert obv instituties en procedures


-substantief: classificeert obv uitkomsten en effectien




--> onder procedureel valt minimaal: het is een democratie als men kan stemmen en institutionele veiligheidsgaranties heeft (Schumpeter)

Huntington: Correlatie democratie en eco ontwikkeling doordat welvaart zorgt voor:

1. urbanisatie, geletterdheid & onderwijs, waardoor middenklasse groeit en meer eist.


2. ontstaan van publieke & private bronnen en er meer verdeeld kan worden.


3. complexe economie en dus minder in de greep van de staat.


4. minder controle en dus meer onafhankelijke machtscentra


5. grotere inkomensgelijkheid


---> adhv Lipset

Huntington: liberale democratieën

- zijn electorale democratieën met:


1. beperkingen van uitvoerende macht


2. onafhankelijke rechters


3. eigendomsrechten


4. vrijheid van mening, religie, vereniging etc.


5. bescherming van minderheden


6. geen censuur


7. pol. partijen beïnvloeden electoraal proces niet


8. minimale controle op media door overheid

Moderniseringstheorie (Grugel & Bishop)

- Giddens: moderniteit is inherent aan globalisering en dus ook met democratie. Hierdoor is de moderne maatschappij een product van het kapitalisme




- Lipset: kapitalisme ligt in het hart van de democratie, zorgt voor welvaart en grotere middenklasse waardoor lagere klasse minder voor extremen gaan.




--> kritiek: het is a-historisch, kan niet zomaar overal. Té deterministisch, kapitalisme is niet het antwoord op alles. Verwart correlatie met causaliteit.

Historische sociologische theorie (Grugel & Bishop)

Als reactie op behavioralisme en de causale simpliciteit van moderningstheorie. Nadruk ligt op veranderende relaties tussen klassen en monopolie van legitiem geweld van de staat.


- Moore: onderzoek v/d geschiedenis laat zien dat interactie tussen 3 klassen cruciaal was: democratie ontstond als boerenklasse een werkende klasse werd en adel voorbij en meer bourgeoisie.




--> kritiek: teveel kijken naar klassen ipv actoren die een verschil maken.

Agency approach (>1980)

- Rostow: kritiek op moderniteit. Natiestaat is de enige voorwaarde: liberalisering -> transitie -> consolidering. Pact-making is belangrijk, wan daar besluiten de elites over de democratie en instituties.




--> kritiek: teveel aandacht voor elites en niet voor de demos, waar het in een democratie om draait.

Alternative approach

Focus op actoren binnen de staat, civil society en de internationale context. Democratie vereist institutionele veranderingen van de staat, waarbij de staat beloftes moet doen, de capiciteit moet hebben om waar te maken en de soevereiniteit moet uncontested zijn. Civil society moet actief zijn.




--> goede theorie maar wel weer heel Westers en a-historisch

Causaal mechanisme olie export & autocratie (Ross)

- rentenierseffect


- repressie effect


-moderniserings effect

Renteniers effect (Ross)

- Overheid genoeg geld dus vraagt geen belasting, zo ontstaat er geen idee van "no taxation without representation" (taxation effect)


- Overheid zo rijk dat ze de armen "helpen" en dus tegelijkertijd afhankelijk maken van de staat (spending effect)


- Welvaart zorgt voor het uitblijven van sociaal kapitaal, want dat is niet nodig (group formation effect)

Repressie effect (Ross)

Door welvaart meer geld voor repressie, doen ze puur uit eigen belang omdat olie op plekken kan liggen waar minderheden wonen.

Moderniserings effect (Ross)

Welvaart van de staat gaat wel omhoog maar niet dat van het individu, waardoor de sociale veranderingen uitblijven

4 conclusies van Ross:

- olie schaadt democratie, vooral in arme landen


- geld niet alleen voor Midden-Oosten, ook voor andere olielanden.


- minerale welvaart kent hetzelfde verhaal als olie welvaart


- olie kent alle 3 de effecten, mineraal bijna alleen maar renteniers effect.

Hinnebush: anti-regime acties zorgt voor:

- staat faalt -> regime competitie


- staat overleeft -> OF hybride regime OF polyarchie

Hybride regime (Hinnebush)

staat hervat zichzelf met combinatie van cooptatie, onderdrukking & pluralisme met een klein beetje inclusiviteit

Polyarcie

Dahl! Leuk! Nieuwe leiders! Jeeh!