Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
50 Cards in this Set
- Front
- Back
Ongewapend oordeel |
Beslissingen nemen op basis van eigen ervaringen en intuïtie. |
|
Hulpmiddelen van diagnostici |
1. Kennis over normale en afwijkende ontwikkelingspatronen 2. Statistische en psychometrische verwerkingstechnieken 3. Inhoudelijke theorieën 4. Technieken en instrumenten voor het in kaart brengen van gedragingen |
|
Empirisch-analytische aanpak |
Dit houd in dat collega's de afgenomen tests kunnen begrijpen en tot dezelfde diagnose kunnen komen |
|
Wetenschappelijke diagnostiek |
Oplossingen voor problemen zoeken door gebruik te maken van van empirisch-wetenschappelijke kennis |
|
Wetenschappelijk (gebasseerd op stappenmodel van De Groot) |
- Expliciet werken met theorieën en deze in verband brengen - Bewust een theorie kiezen - Denkstappen duidelijk vastleggen - Onderzoek doen naar waarde van theorieën en effect van ingrepen - Resultaten uitwisselen |
|
Descriptieve beslissingstheorie |
Het onderzoek naar fouten en vertekeningen bij oordelen en beslissingen is van beschrijvende aard. Vooral nagegaan hoe het oordelen en beslissen feitelijk verloopt. |
|
Normatieve beslissingstheorie |
Gaat verder dan alleen beschrijven en verklaren. Geeft ook aan hoe de beslisser formeel te werk moet gaan op basis van een aantal rationele grondregels (axioma’s). |
|
Normatieve diagnostiek |
Houdt zich bezig met het formuleren, funderen en onderzoeken van diagnostische regels en procedures. |
|
Prescriptieve diagnostiek |
Een internationaal bruikbare term voor de Nederlandse term ‘leer van de diagnostiek’. Houdt zich bezig met de vraag hoe een diagnosticus het diagnostisch proces vorm kan geven. |
|
Is elk type hulpvraag een diagnostische hulpvraag |
Nee! |
|
Verhelderde vraag |
Hoe moet ik verwoorden wat ik ervaar? |
|
Onderkennende vraag |
Wat is er aan de hand? |
|
Verklarende vraag |
Waarom is dit aan de hand? |
|
Indicerende vraag |
Hoe kan degene het beste geholpen worden? |
|
Diagnostisch scenario |
Een combinatie van onderzoekstypen. Er wordt altijd gestart met een verhelderd onderzoek. |
|
3 scenario |
Verheldering van een klacht draagt bij tot onderkenning van het probleem. Daarna kan een verklaring worden gegeven en hierna kan een indicatie volgen. |
|
Verhelderend onderzoek (stap 1) leidt tot? |
Een klachtenanalyse (KA) |
|
Onderkennend onderzoek (stap 2) leidt tot? |
Een probleemanalyse (PA) |
|
Verklarend onderzoek (stap 3) leidt tot? |
Een verklaringsanalyse (VA) |
|
Indicirend onderzoek (stap 4) leidt tot? |
Een indicatieanalyse (IA) |
|
Diagnose |
Onderkenning of verklaring van een stoornis |
|
Hypothese |
Voorlopige uitspraak die nog getoetst moet worden
|
|
Klacht |
Uitspraak waaruit naar voren komt dat gedragingen/situaties negatief beleefd worden |
|
Klachtanalyse |
Klachten verzamelen/omschrijven en controleren, diagnostische hulpvragen formuleren. Hier uit volgt de verhelderende diagnose. |
|
Verhelderende diagnose |
Ordening van de klachten |
|
Probleem |
Gedragingen/situaties waarover wetenschappelijk kan worden aangenomen dat er sprake is van een ongunstige toestand voor de client. |
|
Probleemanalyse |
Verband leggen tussen klachten en problemen, ernst taxeren. Hieruit volgt de onderkennende diagnose. |
|
Onderkennende diagnose |
Benoeming van het probleem in diagnostische termen |
|
Verklaring |
Getoetste uitspraken over condities die problemen in stand houden/veroorzaken. |
|
Verklaringsanalyse |
Hypothesesn opstellen en toetsen, integratief beeld maken. Hieruit volgt de verklarende diagnose. |
|
Verklarende diagnose |
Samenhangend beeld waarin een conditie(s) als verklaring voor een probleem wordt gegeven. |
|
Indicatie |
Wetenschappelijk onderbouwde aanbeveling voor interventie |
|
Indicatieanalyse |
Globaar interventiedoel opstellen, typen interventies selecteren, nut van elke interventie bepalen, onderzoeken of indicatiecriteria van toepassing zijn, kans van slagen inschatten en uiteindelijke aanbeveling formuleren. Hieruit volgt de indicerende diagnose. |
|
Indicerende diagnose |
Lijst van indicaties voor mogelijke interventies |
|
Na de diagnostische cyclus volgt? |
Een interventie- (klinische) of therapie cyclus |
|
Klinische cyclus (KC) |
Diagnostische cyclus (DC) + therapiecyclus (TC) |
|
Therapiecyclus (TC) |
Planning (PL) + uitvoering (UV) + beoordeling effect (BE) |
|
Advies |
Voorspelling die op geldigheid getoetst kan worden |
|
Regulatieve cyclus (van Strien) |
Grondfiguur van wetenschappelijk handelen. Er wordt gestreefd naar het veranderen van de ongewenste situatie. |
|
Een norm bepaald het volgende: |
- Of de diagnostische cyclus wetenschappelijk juist verloopt - Wat afwijkend is en dus in aanmerking komt voor behandeling |
|
Moet de cyclus geheel worden doorlopen? |
Nee, er kan altijd besloten worden de cyclus voortijdig af te breken of een stap over te slaan. |
|
Wat is gedragsconfirmatie? |
Het uitlokken van informatie die past bij je eigen ideeen. (KA-PA-VA) |
|
Wat is de confirmatorische teststrategie? |
Informatie opzoeken die bij eigen mening past. (PA-VA-IA)
|
|
Wat is representativiteit? |
Oordeel over kans van optreden wordt geleid door mate waarin het overeenkomt met dat wat als typerend wordt gezien (KA-VA-IA) |
|
Wat is beschikbaarheid? |
Oordeel over mate van voorkomen verschijnsel wordt geleid door gemak waarmee voorbeelden bedacht worden. (PA-VA-IA) |
|
Wat is de causale attributie?(actor-observator)
|
De actor (handelend persoon) veklaart gedrag vanuit externe omstandigheden, de observator juist vanuit interne. (KA-VA-IA) |
|
Wat is verankering? |
Oordeel over frequentie/omvang ligt vast in aanvangswaarden (KA-PA-VA-IA) |
|
Wat is het klinische oordeel? |
Een oordeel op basis van eigen overewegingen |
|
Wat is het vertekenend oordeel? |
Afwijkend van oordeel op basis van empirisch bewijs |
|
Wat is cyclisch verloop van de diagnostische cyclus? |
Herhaaldelijk doorlopen van 4 hoofdstappen |