• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/406

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

406 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Algemene Plantkunde
Studie van de structuren en functies die gemeenschappelijk zijn voor de meeste plantensoorten.
Systematische Plantkunde
Onderlinge vergelijking van de planten en het beschrijven, benoemen en classificieren van verschillende groepen o.b.v. gelijkenissen en verschillen.
4 basiselementen levende materie
koolstof
zuurstof
waterstof
stikstof
DNA
Desoxyribonucleïnezuur
Drager van erfelijke informatie voor de productie van eiwitten.
Twee strengen van A (adenine), T (thymine), G (guanine), E (cytosine) vervlochten in een dubbele helix.
aminozuur
organische verbinding: bouwsteen van peptiden, polypeptiden en proteïnen.
chlorofyl
bladgroen, bevindt zich in de chloroplasten.
Vangt licht op voor de fotosynthese.
fotosynthese
het proces waarbij koolstofdioxide in koolhydraten en andere eigen organische stoffen wordt omgezet m.b.v. lichtenergie en water.
=> fotoautotroof
Morfologie
studie van de uitwendige structuur van organismen
cellen (cytologie), weefsels (histologie) en organen (anatomie)
Cytologie
celbiologie
studie van de cel en celkern
Histologie
weefselleer:
studie van de bouw en functies van weefsels
Anatomie
studie van de inwendige structuur (rangschikking en ontwikkeling) van organismen
Genetica
studie van de erfelijkheid, nl. de overerving van kenmerken bij organismen
Moleculaire biologie
studie van de micro- en macromoleculen (e.g. eiwitten, suikers, vetten, nucleïnezuren) van organismen
Microbiologie
studie van de micro-organismen
Bacteriologie
studie van de prokaryoten
Virologie
studie van de virussen
Mycologie
studie van de schimmels
Algologie
fycologie:
studie van de algen
Ecologie
studie van de relaties tussen organismen onderling en tussen organismen en hun milieu
Vegetatiekunde
fytosociologie
plantensociologie
fytocoenologie:
studie van de plantengemeenschappen
Systematiek
Taxonomie
studie van de evolutionaire relaties tussen organismen
Paleobotanie
studie van plantenfossielen
Plantengeografie
studie van de verspreiding van planten in tijd en ruimte
Fytopathologie
plantenziektekunde
studie van de interactie tussen planten en ziekteverwekkers
Farmacognosie
studie naar geneesmiddelen van natuurlijke herkomst
Fysiologie
studie van de levensfuncties van organisme (e.g. metabolisme) op het niveau van de cellen en organen.
plantkunde: studie van de functies van plantenstructuren
Theophrastus van Eresus
4e-3eE BC
een der eerste botanici
Historia Plantarum
Pedakios Dioskorides
1eE BC
De Materia Medica
Carolus Linnaeus
18eE
Species Plantarum
Charles Darwin
19eE
On the origin of species by means of natural selection
Gregor Mendel
19eE
Erfelijkheidswetten
Hugo de Vries
19e-20eE
Die Mutationstheorie
weefsel
samenstelling van verbonden gelijksoortig gedifferentieerde cellen, met gelijke of vergelijkbare functie
orgaan
geheel van meerdere weefsels om bepaalde functies uit te voeren
(e.g. wortel, stengel, blad)
prokaryoot
cytoplasma met ribosomen en kernzone in het protoplasma
geen kernmembraan of organellen met een membraan
prokaryote bacteriecel: 1 tot 10 µm
eukaryoot
de kern is door het kernmembraan gescheiden van het cytoplasma
sommige organellen omgeven door membraan (e.g. mitochondriën, plasten)
10 tot 100 µm
cytoplasma
alles waar een cel uit bestaat behalve de kern, het celmembraan en de eventuele celwand
anabolisme
Synthetiseren van grote moleculen uit kleine moleculen, m.a.w. opbouw van stoffen, waarbij energie verbruikt wordt.
katabolisme
het afbraakproces van grote moleculen in kleine moleculen, waarbij energie vrijkomt
metabolisme
stofwisseling:
anabolisme + katabolisme
het geheel van biochemische processen in een cel of een organisme
erfelijkheid
het doorgeven van kenmerken door de ouderorganismen
voortplantingscellen
gameten (versmelten tot zygote)
sporen
gen
eenheid van genetische informatie
(informatie om een bepaald kenmerk te vormen)
chromosoom
een drager van een deel van het erfelijk materiaal (DNA) van een organisme.
Twee chromatiden vormen een chromosoom.
mutatie
verandering in de genen en chromosomen
recombinatie (genetica)
herschikking van de genetische eigenschappen van een individu
=> andere combinatie van genen dan elk van beide ouder-individuen
2 types mutatie
1. puntmutatie (genmutatie): verandering van één of enkele nucleotiden, m.a.w. één allel, van het DNA van één chromosoom.
2. chromosoommutatie: verandering van een groot segment van een chromosoom, een volledig chromosoom of van chromosomensets
evolutie
de ontwikkeling van nieuwe vormen van levende organismen, vrij goed aangepast aan een bepaalde levenswijze in een bepaald milieu, uitgaande van reeds bestaande types door de accumulatie van genetische veranderingen in de loop van vele generaties.
autotroof
opbouwen van organische stoffen vanuit eenvoudige anorganische stoffen
fotoautotroof
opbouwen (synthetiseren) van de eigen organische stoffen vanuit CO2 m.b.h. lichtenergie H2O, anorganische zouten
chemoautotroof
synthetiseren van organische stoffen vanuit eenvoudige anorganische stoffen m.b.v. enerie uit oxidatie van anorganische stoffen
heterotroof
opbouwen van organische stoffen uit organische stoffen gemaakt door andere organismen
dispariteit (biologie)
variatie in patronen
kenmerken planten
weinig beweeglijk
autotroof
starre celwand
open groeisysteem
modulaire bouw
mixotroof
de mogelijkheid zowel autotroof als heterotroof te leven
thallus
meercellig plantenlichaam zonder onderverdeling in wortel, stengel of blad
geen complex geleidingsweefsel
cormus
plantenlichaam met wortel, stengel en blad
gewoonlijk met complex geleidingsweefsel
(bebladerde stengel met wortel)
(Eu)bacteria
bacteriën
Archaea
oerbacteriën
Fungi
Eumycota
Schimmels, zwammen/paddestoelen

celwand bevat chitine (<->planten: cellulose)
Protista
Protactista
Protisten
momenteel: eukaryoten, eencellig of met maar één celtype
vroeger: paraplubenaming voor eencelligen die als dier noch plant geclassificeerd konden worden.
Mycophycophyta
Lichenophyta
korstmossen
verouderde term
Embryota
Landplanten, cormusplanten
Bryophyta
behoort tot Embryota
stam van de mossen
Pteridophyta
behoort tot Embryota
varenachtigen, vaatplanten met sporen
Progymnospermophyta
behoort tot Embryota
voorouder gymnospermen, uitgestorven
Magnoliophyta
Spermatophyta
behoort tot Embryota
zaadplanten
Gymnospermen
Coniferophytina
behoort tot Embryota, Magnoliophyta
naaktzadigen of coniferen
Angiospermen
Magnoliophytina
behoort tot Embryota, Magnoliophyta
bedektzadigen of bloemplanten
monocotylen
eenzaadlobbigen
behoort tot Embryota, Magnoliophyta, Angiospermen
eudicotylen
tweezaadlobbigen
behoort tot Embryota, Magnoliophyta, Angiospermen
virussen
zeer eenvoudige"organismen", meestal slechts bestaande uit een nucleïnezuur (DNA of RNA) omhuld door een eiwitmantel
Vermenigvuldigen in een waardcel
Veroorzaken meestal ziektesymptomen
prionen
infecteuze eiwitpartikels zonder nucleïnezuren
rol bij neurologische ziekten
Robert Hooke
17eE
Micrographia
ontdekker cellen
Purkinje
19eE
ontdekker levende celinhoud (protoplasma)
Antonie van Leeuwenhoek
17e-18eE
sterke microscoop
Matthias Schleiden
19eE
celtheorie
Theodor Schwann
19eE
celtheorie
Rudolf Virchow
19eE
omnis cellula e cellula
Jean-Baptiste Carnoy
19eE
tijdschrift "La Cellule"
lichtmicroscoop
500-1000x

17eE
x30 door Robert Hooke
x270 Antonie van Leeuwenhoek
microtoom
apparaat om zeer dunne plakjes mee te snijden
oplossend vermogen
resolutie
kleinste afstand tussen twee punten die nog afzonderlijk waargenomen kunnen worden
transmissie-elektronenmicroscoop
1nm resolutie
TEM
raster-elektronenmicroscoop
scanning-elektronenmicroscoop
REM
SEM
vnl. oppervlak van structuren
isodiametrisch
min of meer gelijke afmetingen in de drie dimensies
polyeder
veelvlak
prosenchymatisch
langgestrekt
turgordruk
turgor
de druk van de celinhoud op de celwand
allel
een bepaalde variatie van een bepaald gen
voor ieder gen zijn meerdere allelen mogelijk
middenlamel
- eerstgevormde scheiding tussen de membranen van twee nieuwe plantencellen
- wordt dunne, buitenste laag celwand
- protopectine, hemicellulose, proteïne
primaire celwand
- verdikkingslaag op celplaat
- eerstgevormde, dunne celwand na mitose
- groeit mee met strekkingsgroei
- cellulose, pectines
plasmodesmata
- kanaaltjes in de celwand
- bevat desmotubulus
- 30-60 nm
desmotubulus
buisje van endoplasmatisch reticulum in de plasmodesmata
primair stippelveld
- plaats waar de primaire celwand dunner is
- groepering plasmodesmata
symplastische groei
?
naburige plantencellen groeien in dezelfde mate
cellulose
- belangrijkste component celwand
- β-D-glucose
- lange, onvertakte ketens
pectine-stoffen
- component celwand plantencel
- polysachariden
- α-galacturonzuur
protopectine
- component middenlamel plantencel
- water-onoplosbaar door Ca- en Mg-bruggen tussen carboxylgroepen
pectines
- component primaire celwand plantencel
- polysachariden
- water-oplosbaar door gemethyleerde carboxylgroepen zonder Ca-bruggen
- soms hydrolyseren van pectinestoffen
maceratie
het koken van plantenweefsels in zuur waardoor plantencellen van elkaar loskomen en gekleurd kunnen worden voor microscopie
hemicellulosen
- component celwand plantencel
- heteropolymeren
- na hydrolyse: hexosen, pentosen, uronzuren
hexosen
glucose
galactose
mannose
pentosen
xylose
arabinose
uronzuren
glucuronzuur
galacturonzuur
glycoproteïne
- component celwand plantencel
- proteïne met polysacchariden
7 componenten celwand plantencel
- cellulose
- pectine-stoffen
- protopectine
- pectines
- hemicellulosen
- glycoproteïnes
- enzymen
enzymcomplexen
?
- cellulose-synthase
- in plasmalemma
- synthetiseren cellulosemicrofibrillen
cellulose-synthase
?
het synthetiseren van cellulosemicrofibrillen door enzymcomplexen
rozet
- ring van zes cellulosesynthase enzymen in het plasmalemma
- globulaire unit met microfibril in de centrale holte
globulaire unit
- centrale holte rozet
- bevestiging van de nieuw gesynthetiseerde microfibril
multinetgroei
?
transversaal georiënteerde microfibrillen
polylamellaat
met meerdere lamellen
secundaire celwand
- toename dikte celwand door afzetting bijkomende lagen
- 3 lagen
- veel cellulose, hemicellulose
verstevigingsfunctie
steunfunctie
geleidingsfunctie
transportfunctie
lignine
houtstof
- complex hydrofoob polymeer
- driedimensionaal netwerk van coniferylalcohol (of verwante stoffen)
- tussen cellulosefibrillen van secundaire wanden
super-apoplasmisch transport
super-apoplasma
- transport doorheen houtvatholtes
- merendeel niet-symplasmisch transport
symplasmisch transport
transport van protoplast tot protoplast via plasmodesmata
apoplasmisch transport
transport via celwanden
wijzigingen celwand
verhouting
mineralisering
verkurking
cutinisering
incrustatie
- afzetting componenten in celwand
- verhouting, mineralisering, looistoffen
adcrustatie
- afzetting componenten tegen de celwand
- verkurking, cutinisering
types mineralisering
kiezelzuur
calciumcarbonaat
kiezelzuur
- harde celwand
- incrustatie, mineralisering
e.g. grassen, kiezelwieren, epidermisharen brandnetel
calciumcarbonaat (celwand)
- harde celwand
- incrustatie, mineralisering
e.g. roodwieren, vruchten parelzaad
verkurking
- afzetting dunne lamellen suberine op secundaire wand
- adcrustatie
suberine
kurkstof
verhouting
- afzetten lignine tussen cellulosefibrillen celwand
- incrustatie
cutinisering
- afzetting cutine in en op celwand doorheen cellulosewand
- celwand in contact met atmosfeer
- beperking waterverdamping
- soms ook epicuticulaire wassen
- adcrustatie
cutine
- hydrofoob
- afzetting in en op celwand
- beperking waterverdamping
- cutinisering
epicuticulaire wassen
- cfr. cutine, minder OH-groepen
- cutinisering
sporopollenine
- verwant met suberine, cutine
- schimmelsporen, pollenkorrels
- resistentie chemische en enzymatische afbraak
stippels
zones
- plaats waar geen secundair celwandmateriaal wordt afgezet
- ongehinderd transport
- vaak ter hoogte van primaire stippelveld
stippelpaar
twee tegenovergelegen stippels in aangrenzende cellen
stippelholte
?
trechtervorm tussen secundaire wand en (hof)stippel
stippelmond
stippelopening
torus
- schijfvormige verdikking van het stippelmembraan van de hofstippel
- waterondoordringbaar
- gymnospermen
margo
- deel van de hofstippel zonder de torus
- waterdoorlaatbare deel van het stippelmembraan
- gymnospermen
beklede stippel
- stippel met uitsteeksels van de secundaire celwand in de stippelholte
- angiospermen
meristeem
groepering van plantencellen die kunnen delen
differentiatie (plantkunde)
cellen van het meristeem ondergaan geleidelijk fysiologische en structurele veranderingen waardoor ze geschikt worden voor het vervullen van een welbepaalde functie
idioblast
weefselcel die zich onderscheid van de omringende cellen door grootte, vorm of inhoud
e.g. kristalidioblast met calciumoxalaat
types meristemen
- apicale meristemen
- laterale meristemen
- intercalaire meristemen
- meristemoïden
apicaal meristeem
- apex van stengels en wortels
- delende cellen
- werkzaam vanaf eerste onwikkelingsfasen
- primaire weefsels
primair weefsel
weefsel ontstaan door de deling van apicale meristemen
laterale meristemen
- meestal holcilindrisch
- onder oppervlak stengel en wortel
- cambium, fellogeen
- secundaire (dikte)groei
- secundaire weefsels
secundaire (dikte)groei
- groei ten gevolge van het delen van laterale meristemen
- volgt op primaire groei
secundair weefsel
weefsel ontstaan door de deling van laterale meristemen
primaire groei
groei ten gevolge van het delen van apicale meristemen
intercalaire meristemen
- bladeren, onderste stengelleden, knopen van monocyten
- lengtegroei na differentiatie van andere cellen
- strekking bloem- en vruchtstelen
meristemoïden
- groepen meristematische cellen, omgeven door gedifferentieerde cellen
- huidmondjes, epidermisharen
- remming celdeling => patroon van huidmondjes en epidermisharen
types gedifferentieerde weefsels
- grondweefsel
- transportweefsel
- steunweefsel
- afschermingsweefsels
- absorptieweefsels
- klierweefsels
parenchym
grondweefsel
- parenchymcellen, groot volume
- isodiametrisch, polyedrisch, prosenchymatisch, stervormig
- veel in secundaire weefsels
- weinig gedifferentieerd
- elastische celwanden, grote vacuole
Functie:
- vulfunctie, verbindingsfunctie
- turgordruk, stevigheid
andere types:
- bladgroenparenchym
- reserveparenchym
- sponsparenchym, aërenchym
- transfercellen
schizogeen
ontstaanswijze van intercellulaire holtes door het splijten van de middenlamel van parenchymcellen
e.g. harskanalen
rexigene holte
holte ontstaan door het openscheuren van cellen
e.g. vaatbundels monocotylen
lysigene holte
verslijming celwanden naburige cellen
vaak gepaard met secretie
e.g. eucalyptol
vulfunctie
verbindingsfunctie parenchym
chlorenchym
bladgroenparenchym
- bladeren en schorscilinder primaire stengels
- grote hoeveelheid chloroplasten
- fotosynthese
reserveparenchym
koolhydratenreserves
e.g. zetmeelkorrels in wortelknollen
sponsparenchym
- intercellulaire ruimtes in bladparenchym
- kanalen verbonden met huidmondjes
- CO2-diffusie
aërenchym
- sponsparenchym met luchtholten
- water- en moerasplanten
- O2-transport naar ondergedoken organen
transfercellen
- parenchymcellen met vergroot plasmalemmaoppervlak door celwandinstulpingen
- transport over korte afstand
types transportweefsel
xyleem
floëem
transpiratie
water getransporteerd door het xyleem verdampt doorheen de huidmondjes
xyleem
- tracheïden, tracheeën, houtvaten
- xyleemvezels, xyleemparenchym
- transport water van wortels naar bladeren
2 soorten tracheale elementen
tracheïden
tracheeën
opdeling tracheale elementen
(celwand)
ring-
spiraal-
net-
stippel-
ladder-
tracheïde
- enkelvoudige, langwerpige cel
- schuine wand uiteindes
- eistippels
- xyleem
eistippel
vensterstippel
- vergrote stippel op de overlangse wand van een tracheïde
- contact parenchymatische elementen
trachee
houtvat
- aansluitende vatelementen
- perforatieplaten
- xyleem van angiospermen
perforatieplaat
doorboorde dwarswand van een tracheevatelement
polyfyletisch
ontstaan zelfde kenmerk met verschillende stamvader
floëem

- zeefcellen, zeefvaten
- levend cytoplasma
- transport voedingsstoffen
zeefcel
- individuele cel
- kleine poriën om protoplasma te verbinden (zeefveld)
- floëem
zeefvat
- celrijen van zeefvatelementen
- grote, volledige doorboorde poriën (zeefplaat)
- kern en tonoplast verdwijnen
- floëem van angiospermen
zeefveld
- groepering van kleine poriën in de zeefcel van het floëem om protoplasma's te verbinden
- vooral op schuine eindwanden
zeefplaat
- groepering van grote, volledig doorboorde poriën in het zeefvat van het floëem
- vooral op dwarswanden
begeleidende cel
?
- ongelijke cytoplasmaverdeling bij deling moedercel
o.a. in zeefvat floëem
zeefvatmoedercel
- deelt tot zeefvat en begeleidende cel
asymmetrische deling
inequale deling
- deling met ongelijke verdeling cytoplasma zodat twee verschillende dochtercellen ontstaan
strassburger cellen
albumine cellen
- parenchymcellen floëm met begeleidende functie
- gymnospermen
P-proteïnes
- slijmerige, buisvormige eiwitfibrillen
- vorming slijmprop bij verwonding
- angiospermen
wondcallose
- polymeer
- afdichting poriën bij verwonding
dichting poriën bij verwonding
floëem angiospermen:
- P-proteïnes
- wondcallose
types steunweefsel
(plantenkunde)
kollenchym
sklerenchym
kenmerken steunweefsel planten
- verdikte celwand
- amper intercellulaire kanalen
- vnl. in stengels
kollenchym
- primaire weefsels, onder epidermis stengels en bladstelen, bladnerven
- verdikte, elastische celwand van vnl. pectine
- levend cytoplasma, vaak met chloroplasten
- steunweefsel
types kollenchym
hoekkollenchym
plaatkollenchym
holtekollenchym
hoekkollenchym
kollenchym waarbij de celwand verdikt is in de hoeken van de cel
plaatkollenchym
kollenchym waarbij de celwand verdikt is op de tangentiële wanden van de cel, evenwijdig met de oppervlakte van het orgaan
holtekollenchym
kollenchym waarbij de celwand verdikt is rond de intercellulaire kanalen
kernmerken sklerenchym
- celwand verdikt met lignine
- vezels, sklereïden
- steunweefsel
vezel
- langwerpig, spits uiteinde
- veelhoekige doorsnede
- sterk verdikte celwand
- afgestorven protoplasma
- onderling gekruiste cellulosefibrillen spiralig rond de cel
- xyleemvezels, extraxyleemvezels
- sklerenchym
xyleemvezels
- vezels in het xyleem
- verhoute wanden met (hof)stippels
extraxyleemvezels
- vezels in floëem, cortex, rond vaatbundels
- zeer dikke celwand
- stippels
tracheïdevezel
xyleemvezel sterk gelijkend op tracheïde
libriformvezel
xyleemvezel sterk gelijkend op floëemvezel
sklereïde
- cel met verdikte celwand
- uiteenlopende vorm
- sklerenchym
brachysklereïde
steencel
- isodiametrische sklereïde
- gelaagde celwand
- stippelkanalen op naburige cellen voor uitwisseling
- gegroepeerd voorkomen
steencel
- isodiametrische sklereïde
- gelaagde celwand
- stippelkanalen op naburige cellen voor uitwisseling
- gegroepeerd voorkomen
trichosklereïde
vertakte, langwerpige sklereïde
e.g. olijfboom
asterosklereïde
vertakte, stervormige sklereïde
vaak als idioblast
e.g. theestruik, waterlelie
types afschermingsweefsels
epidermis
hypodermis
exodermis
endodermis
felleem
epidermis
- één laag cellen rond bloemen, bladeren en jonge stengels
- monocotylen: langgerekte cellen
- dicotylen: golvende cellen
- grote, centrale vacuole, geen chloroplasten
- verdikte buitenwand van cellulose
- cuticula
cuticula
- buitenste laag epidermis
- afzetting cutine doorheen celluloselaag
- beperking waterverdamping
stomata
huidmondjes
- opname CO2 voor fotosynthese
- transpiratie
- sluitcellen en buurcellen
- chloroplasten en zetmeelkorrels
- overdag open, 's nachts gesloten
- ontstaan door asymmetrische deling van epidermismeristemoïd
- monocotylen: afwisselende rijen met epidermiscellen
- dicotylen: willekeurige spreiding
trichomen
epidermisharen
- uitgegroeide meristemoïden die vaak ook delen
- gevuld met lucht, wit
- niet-secreterende dekharen, secreterende klierharen
e.g katoen, brandharen
emergentie
uitgroeiing epidermis en onderliggende lagen
e.g. sokkel brandharen
functies epidermisharen
- terugkaatsen zonnestraling
- luchtlaag stilhouden
- klimmen mbv haakvormige haren
- bescherming tegen herbivorie
doorn
- gemodificeerd orgaan
- homoloog met blad e.d.
homoloog
van dezelfde oorsprong
hypodermis
verkurkte subepidermale lagen van een stengel
exodermis
verkurkte of verhoute subepidermale lagen van een wortel
endodermis
schorsgrenslaag
floeoterma
- inwendige, eencellige grenslaag schorscilinder
- Caspary-bandjes voor symplasmisch transport
Caspary-bandjes
- suberine, lignine
- celwand wordt ondoorlaatbaar voor water en opgeloste stoffen
- symplasmisch transport van schorscilinder naar centrale cilinder
- endodermis
doorlaatcellen
- cellen in de endodermis van oude wortelgedeelten die geen afzetting kennen van suberine
- meestal tegen over xyleemplaten
- Caspary-bandjes
felleem
kurk
- secundair weefsel gevormd door fellogeen
- meerdere cellagen met rechthoekige cellen
- geen intercellulaire kanalen
fellogeen
kurkcambium
types absorptieweefsels
rizodermis
velamen
rizodermis
- buitenste cellaag jonge wortels
- geen cuticula, geen huidmondjes
- cellen kunnen uitgroeien tot wortelhaartjes (muv gymnospermen: mycoza)
velamen
- luchtwortels van epifyten
- meerlagig waterabsorberend weefsel
- ontstaat vanuit rizodermis-initiaalcellen
- dode cellen, capillariteit
epifyt
plant die bovenop een andere plant groeit, zonder parasitair te zijn
klierweefsel
- opstapelen in vacuole of afscheiden van stoffen
- excretie, secretie
excretie
afscheiden van stoffen die
- niet meer verbruikt worden in het metabolisme
- geen nut hebben na afscheiding
secretie
afscheiden van stoffen die
- niet meer verbruikt worden in het metabolisme
- een functie hebben na afscheiding
etherische oliën
- olievesikels bloembladeren
- verdampen doorheen celwanden bij hoge temperatuur
- verspreiden geur
depositie
opslag in oude, niet-functionele tracheale elementen
e.g. harsen, looistoffen, gommen, oliën, zouten
exosecretie
secretie naar buiten
e.g. ??
endosecretie
secreet wordt in cellen of (lysigene) holten opgeslagen
e.g. ??
latex
melksap
- witte vloeistof die bij verwonding naar buiten vloeit
- bevat o.a. terpenen
terpenen
harsen
rubber
zoutklier
epidermiscellen die NaCl of Ca(HCO3)2 afscheiden, gewoonlijk doorheen poriën
hydathoden
- huidmondjes gevasculariseerd door xyleembundels
- guttatie
guttatie
afscheiden water aan bladrand of bladtop door worteldruk via hydathoden
nectariën
- floraal, extrafloraal
- scheiden nectar af
florale nectariën
nectariën in de bloemen
extraflorale nectariën
nectariën buiten de bloemen
nectar
- suikerhoudende, visceuze vloeistof
- voedsel voor dieren
bipolair uitgroeien
uitgroeien in twee polen:
radicula en plumula
radicula
kiemworteltje
plumula
stengeltop met bladprimordiën
cotyledonen
zaadlobben
hypocotyl
zone boven de wortel waar de zaadlobben vastgehecht zijn
epicotyl
stengelzone boven de hypocotyl tot de eerste bladeren
coleoptiel
gesloten bladcilinder met stengelmeristeem bij grassen
coleoriza
beschermend omhulsel wortelmeristeem bij grassen
mesocotyl
- grassen
- plaats van groei
- internodium tussen aanhechtingplaats scutellum en eerste knop waarop het coleoptiel zit
scutellum
cotyledon van grassen, gespecialiseerd voor endospermabsorptie
zijwortels
- vertakking van de hoofdwortel
- ontstaan endogeen vanuit geleidingsweefsel hoofdwortel
- aanleg gewoonlijk vanuit pericambium tegenover xyleemplaten
- doorbreken schorscilinder
hoofdwortel
uitgegroeide radicula
bladprimordiën
blad primordia
- rudimentaire bladeren in aanleg
- kunnen tot bladeren uitgroeien
knopprimordiën
- rudimentaire stengels??
- zelfde structuur als groeitop
- kunnen uitgroeien tot zijknoppen en later zijstengels
zijknop
?
in bladoksel
kan tot zijstengel uitgroeien
zijstengel
vertakking hoofdstengel
uitgroei zijknop
apicale cel
cel van de apex
apex
stengel- of wortelgroeitop
stengelgroeitop mossen
- één apicale cel
- driezijdige piramide
- convex basisvlak naar boven
- delingswanden parallel met zijvlakken
stengelgroeitop zaadplanten
- initiaalcellen
- dermatogeen, peribleem, pleroom
initiaalcellen
groep meristematische cellen in de stengelgroeitop van zaadplanten
dermatogeen
deel van de stengelgroeitop dat de epidermis vormt
peribleem
deel van de stengel- of wortelgroeitop dat de cortex vormt
(wortel: bij type 2 wortelgroeitop Spermatophyta)

cortex
schorsweefsels
pleroom
deel van de wortel- of stengelgroeitop dat de centrale cilinder vormt
centrale cilinder
de centrale zone met de vaatbundels
tunica-lagen
- lagen van het meristeem
- antikliene delingen
- onder tunica-lagen corpus met antikliene en perikliene delingen
- lagen van het meristeem
- antikliene delingen
- onder tunica-lagen corpus met antikliene en perikliene delingen
antikliene deling
delingswand loodrecht op de oppervlakte georiënteerd
perikliene deling
delingswand parallel met de oppervlakte georiënteerd
corpus
- laag onder de tunica-lagen van de stengelgroeitop
- antikliene en perikliene delingen
groeizones stengelgroeitop
meristematische groei
strekkingsgroei
differentiëringsgroei
meristematische groeizone
- stengeltop waar de blad- en knopprimordiën worden aanglegd
- meristematische cellen
strekkingsgroeizone
- verminderde delingsactiviteit
- groei in lengterichting
- vorming grote, centrale vacuolen
- primaire celwand
differentiëringsgroeizone
- vorming weefseltypes
- secundaire celwandverdikking
dedifferentiëren
- parenchymcellen, kollenchymcellen
- reversie van de differentiatie
- opnieuw delingsactiviteit
procambiumstrengen
- kleine, overlangs gestrekte meristematische cellen
- overlangse deling
- ontwikkelen tot vaatbundels
- één tot meerdere procambiumstrengen per primordium
- boven eindigend in blad, beneden aansluitend op oudere bundels
bladspoor
- het geheel van procambiumstrengen in een primordium
- deel van de vaatbundel dat de verbinding vormt tussen de vaatbundels aan de basis van het blad en het centrale vaatbundelsysteem van de stengel
bladvenster
zone boven elk bladspoor gevuld met grondweefsel
stele
geheel van transportweefsels in een stengel
types stele
eustele
atactostele
protostele
plectostele
sifonostele
eustele
- gymnospermen, eudicotylen
- smalle bladbasis
- één tot drie procambiumstrengen per primordium
- kring rondom centraal mergparenchym/centrale mergholte
- soms procambiumcilinder
atactostele
- monocotylen
- brede bladbasis
- veel procambiumstrengen per primordium met ongelijke afbuiging
- verspreide vaatbundels in het parenchym, geconcentreerd aan de stengelperiferie
bladstengel
smalle bladbasis van gymnospermen en eudicotylen
bladschede
brede bladbasis van monocotylen
protostele
- lagere varenachtigen
- centraal xyleem zonder mergparenchym of mergholte
- omring door floëemelementen
plectostele
polyarche actinostele
- lagere varenachtigen
- centraal xyleem zonder mergparenchym of mergholte
- floëemplaten tussen de xyleemelementen
sifonostele
- hogere varenachtigen
- cfr. eustele
- volledige cilinder van geleidingsweefsel rondom centraal mergparenchym of centrale mergholte
- al dan niet bladvensters
collaterale vaatbundel
- xyleem centraal
- floëem perifeer
- cambiumlaag tussen xyleem en floëem
ontwikkeling collaterale vaatbundel
- buitenste procambiumstrengcellen ontwikkelen tot protofloëem
- differentiatie tot metafloëem naar het centrum van de stengel toe
- floëem differentieert exarch
- binnenste procambiumstrengcellen ontwikkelen protoxyleem
- differentiatie metaxyleem naar stengeloppervlakte toe
- xyleem ontwikkelt endarch
endarch
centrifugaal
exarch
centripetaal
gesloten vaatbundel
procambiumstreng differentieert volledig tot floëem en xyleem zodat er geen meristematisch weefsel resteert
monocotylen
open vaatbundel
(intra)fasciculair cambium in het midden van de vaatbundel
gymnospermen, eudicotylen
fasciculair cambium
meristematische zone in de het midden van de vaatbundel van gymnospermen en eudicotylen
types vaatbundels o.b.v. ligging floëem-xyleem
concentrisch
collateraal
types concentrische vaatbundels
amfivasaal
amficribraal
amfivasale vaatbundel
concentrische vaatbundel, waarbij het xyleem om het floeem heen ligt.
amficribrale vaatbundel
concentrische vaatbundel, waarbij het floëem om het xyleem heen ligt
concentrische vaatbundel
??
vaatbundel met centraal xyleem of floëem
bicollaterale vaatbundel
?
- cfr. collaterale vaatbundel
- tweede floëemstreng aan de binnenzijde van het xyleem
mergparenchym

weefsel rondom xyleemvaten
stralen
parenchymverbindingen tussen mergparenchym en shors
3 delen volgroeide stengel
epidermis
schorscilinder
centrale cilinder
floeoterma
schorsgrenslaag
- wortel: zie endodermis
- stengel: reservefunctie
rizoom
ondergrondse stengel
floeoterma heeft afschermingsfunctie
zetmeelschede
floeoterma van de stengel met veel zetmeel
pericambium
pericykel
- cambium in de buitenste lagen van de stengel of wortel
- bevat vezellagen
pericambiale vezels
pericyklische vezels
- vezels in de vezellagen van het pericambium
cambium
cambiumring
- onstaan uit fasciculair cambium
- secundaire diktegroei
- holcilindrisch meristeem onder het stengeloppervlak
vanaf wanneer secundaire diktegroei?
vanaf het ontstaan van radiale lijnen van cambiumcellen door perikliene delingen
interfasciculair cambium
? cambium in de parenchymverbindingen tussen de vaatbundels
straalinitialen
- spoelvormige cambiumcel vormt dwarse en radiale delingswanden
- spoelvormig groepje van isodiametrische cambiumcellen
- vormt secundaire stralen
initiale laag
middelste laag in het cambium waar de delingen optreden
secundair xyleem
hout
- centrifugale differentiatie xyleemcellen
secundair floëem
bast
- centripetale differentiatie floëemcellen
dilatatie
antikliene delingen van het cambium zodat de radiale rijen groter worden en de cambiumcilinder gesloten blijft.
jaargrenzen
overgangsplaats najaars- en voorjaarshout
jaarring
doorsnede van de houtlaag die in één groeiperiode gevormd is
dendrochronologie
studie van het dateren van hout a.h.v. jaarringen
axiaal parenchym
- parenchym in de bast en het hout dat volgense de lengterichting van de stam loopt (overlangs)
- onstaan uit dwarsdeling van langwerpige cellen gevormd door het cambium
- paratracheaal en apotracheaal
vnl. eudicotylen
straalparenchym
- parenchym in de bast en het hout dat radiaal volgens de straal van de stam loopt
- ontstaan uit straalinitialen
- tangentiële deling
- secundaire stralen
secundaire stralen
banden straalparenchym van ergens in het hout tot een bepaald punt in de bast
primaire stralen
parenchymverbinding tussen het schorsparenchym en het mergparenchym
paratracheaal axiaal parenchym
- geassocieerd met vaten
- waterreserve
apotracheaal axiaal parenchym
- losstaand van vaten
uniseriaat
één cellaag breed
straaltracheïden
- radiaal lopende tracheïden in het hout van gymnospermen
- verstevigingsfunctie
harskanalen
- ontstaan schizogeen
- opslag hars
- radiaal geassocieerd met stralen en verticaal
pluriseriaat
meerdere cellagen breed
verspreidporig hout
- houtvaten met dezelfde diameter over gehele jaarring
- najaarshout: uitsluitend vezels
- eudicotylen
e.g. wilde kastanje, beuk, wilg
ringporig hout
- voorjaarshout: wijde houtvaten, functioneel gedurende één groeiseizoen
- smallere vaten in later hout
- najaarshout: vezelvormige tracheïden en vezels
- eudicotylen
e.g. tamme kastanje, eik, iep
3 types secundaire diktegroei van eudicotylen
Tilia
Ricinus
Aristolochia
Tilia-type secundaire diktegroei
- primaire vaatbundels dicht bij elkaar
- gescheiden door smalle primaire parenchymverbindingen
- gesloten cambiumring vormt hout en bast
- primaire stralen worden verder verlengd in hout en bast
- talrijke, smalle secundaire stralen
Ricinus-type secundaire diktegroei
- primaire vaatbundels gescheiden door brede parenchymverbindingen
- interfasciculair cambium vormt hout en bast en versmalt primaire stralen
- talrijke secundaire stralen
Aristolochia-type secundaire diktegroei
- primaire vaatbundels gescheiden door brede parenchymverbindingen
- interfasciculair cambium vormt parenchymcellen
- behoud brede primaire stralen
- beperkt aantal secundaire stralen
- buigzame stengels
spinthout
- functionele tracheale elementen
- levend houtparenchym
kernhout
afgestorven spinthout
- niet-functionele tracheale elementen
- dood houtparenchym
- depositie van beschermende stoffen
- donker door looistofderivaten
2 types reactiehout
drukhout
trekhout
drukhout
- onderzijde takken
- brede groeiringen aan onderzijde
- merg excentrisch, bovenaan
- gymnospermen
trekhout
- bovenzijde takken
- brede groeiringen aan bovenzijde
- merg onderaan
- vezels met gelatineuze celwand zonder lignine
- eudicotylen
periderm
- secundair verkurkt weefsel ter vervanging epidermis
- ontstaat subepidermaal
- felloderm, fellogeen en felleem
felloderm
kurkschors
- één parenchymatische cellaag
- gevormd door perikliene delingen van het fellogeen naar binnen toe
felleem
kurk
- gevormd door perikliene delingen van het fellogeen naar buiten toe
- afzetting suberine in cellen
polyderm
verkurkt secundair beschermingsweefsel in de wortel
lenticel
- opening in kurklaag voor gasuitwisseling
- ontstaan onder stomata
- openbarsting door vulcellen
- sluitvlies
vulcellen
- cellen onder stomata
- gevormd door fellogeen
- weinig verkurkt, veel intercellulaire kanalen
- epidermis of sluitvlies breekt open door druk vulcellen
- vorming lenticel
rytidoom
korst
- geheel van peridermen en tussenliggende weefsels
- ringkorst, schubbenkorst
ringkorst
latere peridermlagen vormen concentrische holle cilinders
e.g. kers
schubbenkorst
latere peridermen vormen gekromde platen die aansluiten op het oude periderm
e.g. den, plataan, eik
abscissieperiderm
cutisweefsel of periderm bij abscissie
wondkurk
- vorming callus na verwonding
- aanleg periderm dat volledig verkurkt
callus
tumor
- celdelingen na verwonding
- wordt wondkurk
abscissie
het afwerpen van bladeren, bloemen, vruchten of twijgen
endogene groeiregulatoren
?
plantenhormonen
- rol abscissie
abscissielaag
- scheidingslaag aan de basis van de bladsteel
- kleine parenchymcellen met weinig intercellulaire kanalen
cutisweefsel
- berschermingslaag onder de abscissielaag
- verkurking van cellen
- litteken
kruid
?
plant zonder houtige stam of takken
monocotylen
speciale primaire diktegroei
- diktegroei door primair diktegroeimeristeem onder apicaal meristeem
- kratervormige groeitop
e.g. palmbomen
primair diktegroeimeristeem
- speciale primaire diktegroei
- onder apicaal meristeem
- perikliene delingen
- centrifugale parenchymrijen
- centripetaal parenchym en gesloten collaterale vaatbundels
secundair diktegroeimeristeem
- secundaire diktegroei monocotylen
- pericyclische parenchymzone rondom vaatbundels
- vormt centripetaal concentrische amfivasale vaatbundels met daartussen parenchym en enig centrifugaal parenchym
e.g. drakenbloedboom
types stengelvertakking
dichotoom
monopodiaal
sympodiaal

korte loten
wortelknoppen
rustende eindknoppen
slapende knoppen
dichotome stengelvertakking
splitsing eindmeristeem
vnl. thallusplanten
monopodiale stengelvertakking
- eindknop blijft groeien
- beperkte ontwikkeling zijassen
vnl. Magnoliophyta
e.g. spar, populier
sympodiale stengelvertakking
- eindknop sterft af
- zijknoppen groeien uit
- dichasium, monochasium
e.g. maretak, berk
pseudomonopodium
monosachium waarbij de zijknop in de richting van de hoofdas ontwikkelt zodat een schijnas ontstaat
dichasium
sympodiale stengelvertakking waarbij twee zijknoppen even sterk uitgroeien
e.g. maretak
monochasium
sympodiale stengelvertakking waarbij één zijknop uitgroeit
e.g. berk, salomonszegel
korte loten
- beperkte uitgroei zijknop tot zijstengel
- meestal vorming bloemen
e.g. kers, appel, lork
wortelknoppen
knoppen op de wortels die tot stengels uitgroeien
e.g. akkerwinde, populier
rustende eindknoppen
- vorming tijdens herfst
- blaadjes worden knopschubben
- lopen uit in de lente
slapende eindknoppen
- onderste delen stam
- rusttoestand
- ontwikkelen zich uit oude stammen
e.g. linde
functies wortels
- verankeren plant in de bodem
- opname water en anorganische zouten
- reserveorganen
calyptra
wortelmutsje
- rondom worteleindmeristeem
- beschermend weefsel
metacutis
geheel van wortelgroeitop, onderliggende weefsels en suberine-achtige afzettingen (wortelmutsje)
opbouw wortel
(lengterichting)
- calyptra
- gladde zone
- wortelhaartjeszone
- verkurkte zone
gladde zone
- deel van de wortel zonder wortelhaartjes
- tussen calyptra en wortelhaartjeszone
wortelhaartjeszone
- deel van de wortel met wortelhaartjes
- uitgegroeide rizodermiscellen
- tussen gladde zone en verkurkte zone
- angiospermen
verkurkte zone
(wortel)
- laatste deel van de wortel, na wortelhaartjeszone
- wortelhaartjes afgestorven
- verkurkt exodermis aan oppervlak
mycoriza
symbiotisch levende zwammen in de wortels van gymnospermen
tetraëdrische topcel
- apicale cel van de wortelgroeitop bij pteridofyten
- perikliene deling
types wortelgroeitop Spermatophyta
1. één groep initiaalcellen
2. drie groepen initiaalcellen
structuur type 2 wortelgroeitop Spermatophyta
calyptrogeen vormt calyptra
peribleem vormt schorscilinder
pleroom vormt centrale cilinder
calyptrogeen
- type 2 wortelgroeitop Spermatophyta
- vormt calyptra
groeizones wortelgroeitop
embryonale zone
strekkingszone
differentiatiezone
embryonale zone
- groeizone wortelgroeitop
- pteridofyten: één tetraëdrische topcel
- Spermatophyta 1: groep initiaalcellen
- Spermatophyta 2: calyptrogeen, peribleem, pleroom
strekkingszone
(wortel)
~gladde zone
- strekkingsgroei
- vorming protofloëem
differentiatiezone
(wortel)
~wortelhaartjeszone, begin verkurkte zone
- differentiatie van de cellen
rustend centrum
- zone tussen wortelmutsje en initiaalcellen
- relatief weinig celdelingen
ontwikkeling secundair weefsel wortel
zowel floëem als xyleem ontwikkelen exarch
trichoblasten
korte rizodermiscellen waaruit wortelhaartjes ontstaan
vnl. grassen
schorscilinder
(wortel)
- jonge wortels: endodermis met Caspary-bandjes
- oude wortels: exodermis, parenchym, ?endodermis
structuur centrale cilinder wortel
- pericambium (restmeristeem)
- xyleemplaten
types wortel o.b.v. xyleemplaten
monarch
diarch
triarch
tetrarch
pentarch
polyarch
radiale vaatbundel
centrale schikking van geleidingsweefsels in alternerende bundels van xyleem en floëem
"wortelstele" met één vaatbundel
verschil doorsnede wortel - stengel
- wortel: primaire xyleemplaten in centrum
periderm wortel
cfr. stengelperiderm
- ontstaat uit resten pericambium ipv subepidermaal
bijwortels
- steunfunctie
- ontstaan op transitiezone tussen wortel en stengel
adventiefwortels
bijwortels die buiten de transitiezone ontstaan
types bewortelingssystemen
- allorize beworteling
- homorize beworteling
- secundaire homorize beworteling
allorize beworteling
- kiemworteltje groeit uit tot hoofdwortel
- minder ontwikkelde zijwortels
- gymnospermen, meeste eudicotylen
homorize beworteling
- wortels ontstaan vanuit de stengel
- eerste wortelaanleg zijdelings op embryo
- even sterk ontwikkelde bijwortels
- pteridofyten
secundaire homorize beworteling
- primaire hoofdwortel
- gelijkaardige bijwortels ontstaan op hypocotyl of stengel
- monocotylen
uitdagingen landplant
- uitdroging
- stevigheid
- transportsysteem
complex weefsel
weefsel bestaande uit meerdere celtypes
embolie
cavitatie
- onstaan van een gasbel in sapstroom
- plotse faseverandering van vloeibaar naar gasvormig
- gebeurt bij watertekort, vorst, dooi
ontwikkelingsprocessen
groei
morfogenese
differentiatie
sciofyt
schaduwplant
elaiosoom
- aanhangsel aan zaden of vruchten van sommige plantensoorten, dat als voedsel kan dienen voor mieren
- uitgroeisel zaadhuid