Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
59 Cards in this Set
- Front
- Back
Het geheugen
Het geheugen omvat drie belangrijke aspecten:
|
1. de opslag van informatie,
Er wordt al onderzoek gedaan naar het geheugen vanaf het ontstaan van de experimentele psychologie. Zo is er bijvoorbeeld aangetoond dat geheugen uit verschillende onderdelen bestaat. We zullen in deze studietaak nader kennismaken met verschillende subsystemen van het geheugen, zoals het werkgeheugen. |
|
Er wordt al onderzoek gedaan naar het geheugen vanaf het ontstaan van de experimentele psychologie.
Zo is er bijvoorbeeld aangetoond dat geheugen uit |
verschillende onderdelen bestaat.
We zullen in deze studietaak nader kennismaken met verschillende subsystemen van het geheugen, zoals het werkgeheugen. |
|
Deze studietaak heeft betrekking op de verschillende onderdelen van het geheugen. De volgende soorten geheugen modellen komen aan bod:
|
het sensorisch geheugen, het kortetermijngeheugen, het langetermijngeheugen, het werkgeheugen, het levels-of-processing frameworken, het netwerkmodel van geheugen. |
|
1965 – William James – eerste introductie geheugenmodel op basis van twee structuren:
P S
|
1. primair geheugen: tijdelijke informatie die nu wordt gebruikt;
1968: Atkinson & Shiffrin – model met drie geheugen opslagplaatsen:
|
|
1968: Atkinson & Shiffrin – model met drie geheugen opslagplaatsen:
S K L
|
|
|
Ad 1 – sensorisch geheugen
|
de eerste opslagplaats van veel informatie die toegang krijgt tot het korte- en lange- termijn geheugen.
Het sensorisch geheugen is een discreter visuele sensorische aangever die informatie vasthoudt voor een zeer korte periode en ontleent zijn informatie omdat de informatie wordt opgeslagen in de vorm van visuele beelden die iets voorstellen (meestal hetgeen dat wordt getoond) = iconisch geheugen. Denk hierbij aan het tekenen van je naam in wierook.
George Sperling is de eerste ontdekker van het bestaan van het iconisch geheugen. Hij toonde representanten gedurende een duizendste van een seconde een letter of cijfer en vroeg hen later te herinneren wat zij gezien hadden en de locatie hiervan. Hij vond dat de representanten slechts 4 symbolen konden reproduceren. Daarnaast vergaten representanten wat ze hadden gezien als zij aan het vertellen wat ze gezien hadden.
Dit is de whole-report procedure.
Conclusies: 1. het iconisch geheugen ongeveer 9 items kan onthouden.
Twee redenen waarom wij ons niet bewust zijn van het fenomeen van verdwijnen: 1. we worden zelden bloot gesteld aan dergelijke symbolen
|
|
Het sensorisch geheugen is een discreter visuele sensorische aangever die informatie vasthoudt voor een zeer korte periode en ontleent zijn informatie omdat de informatie wordt opgeslagen in de vorm van visuele beelden die iets voorstellen (meestal hetgeen dat wordt getoond) = iconisch geheugen. Denk hierbij aan het tekenen van je naam in wierook.
George Sperling is de eerste ontdekker van het bestaan van |
het iconisch geheugen.
Hij toonde representanten gedurende een duizendste van een seconde een letter of cijfer en vroeg hen later te herinneren wat zij gezien hadden en de locatie hiervan. Hij vond dat de representanten slechts 4 symbolen konden reproduceren. Daarnaast vergaten representanten wat ze hadden gezien als zij aan het vertellen wat ze gezien hadden.
Dit is de whole-report procedure.
Conclusies: 1. het iconisch geheugen ongeveer 9 items kan onthouden.
Twee redenen waarom wij ons niet bewust zijn van het fenomeen van verdwijnen: 1. we worden zelden bloot gesteld aan dergelijke symbolen
|
|
1. Whole report procedure =
|
1. Whole report procedure = geheel rapportage methode = representanten rapporteren alle symbolen die zij gezien hebben.
|
|
Conclusies: 1. het iconisch geheugen ongeveer 9 items kan onthouden.
Twee redenen waarom wij ons niet bewust zijn van het fenomeen van verdwijnen: |
1. we worden zelden bloot gesteld aan dergelijke symbolen
|
|
|
men meerdere symbolen rapporteert, waardoor vervaging kan ontstaan. Hierdoor kan weer vervorming ontstaan. In dit geval de productie van de output interfereert met de rapportage van het iconisch geheugen.
|
|
|
achterwaartse visuele maskering = mentale verwijdering van een stimulus veroorzaakt door het vervangen door een andere stimulus op dezelfde plaats als de eerste stimulus.
Als de vervangende stimulus wordt gepresenteerd binnen 100 milliseconde, verdringt de vervangende stimulus de eerste stimulus. (bijv. Een F gevolgd door een L wordt E). Als de interval langer wordt, verdwijnt de vervanging.
Dit is logisch omdat de eerste informatie dan al getransporteerd is naar het korte termijn geheugen. |
|
Ad 2. Het korte termijn geheugen
Akoestische informatie wordt
|
beter behouden dan visuele informatie. Het korte termijn geheugen kan 7 items (plus 2 en minus 2) onthouden. Dit geldt voor eenvoudige items (cijfer) als meer complexe items (woord).
We onthouden betekeningvolle items beter dan nietszeggende items. Alle soorten interferentie draagt zorg voor verminderde opname in het korte termijn geheugen.
Opname is afhankelijk van het aantal objecten en niet van het aantal functies. |
|
We onthouden betekeningvolle items beter dan nietszeggende items. Alle soorten interferentie draagt zorg voor |
verminderde opname in het korte termijn geheugen.
Opname is afhankelijk van het aantal objecten en niet van het aantal functies. |
|
De resultaten veranderen niet als |
er verschillende items worden getoond (gekleurde vierkantjes, zwarte lijnen op verschillende oriëntaties of gekleurde lijnen op verschillende oriëntaties).
Opname is afhankelijk van het aantal objecten en niet van het aantal functies. |
|
Ad 3. Het lange termijn geheugen
In het lange termijn geheugen bewaren we
|
informatie die we dagelijkse nodig hebben, zoals namen, waar we dingen bewaren, agenda voor verschillende dagen etc.
We weten niet hoeveel en hoe lang informatie bewaard kan blijven in ons lange termijn geheugen en we weten niet hoe we hier achter kunnen komen. Er is geen experiment beschikbaar voor de grenzen en capaciteit van het lange termijn geheugen.
|
|
We weten niet hoeveel en hoe lang informatie bewaard kan blijven in ons lange termijn geheugen en we weten niet hoe we hier achter kunnen komen. Er is geen experiment beschikbaar voor de grenzen en capaciteit van het lange termijn geheugen.
|
zijn werk bracht in kaart de motorische en sensorische cortex. Hij deed dit met epileptische patiënten. Hij ontdekte dat herinneringen uit de kindertijd tijdens een aanval herinnerd werden na lang niet gebruikt te zijn.
|
|
|
onderzoeker lange termijn geheugen, specifiek het semantisch geheugen. Hij heeft bewezen dat niet geoefende informatie gedurende 25 jaar in het geheugen bewaard kan blijven. Hij deed dit door herkenning van foto’s van medestudenten. Namen werden minder goed onthouden dan foto’s.
|
|
|
refereert aan de lange termijn opslag van informatie, zoals talenkennis en wiskunde. Er is discussie of permastore een apart geheugensysteem is of dat dit systeem hoort bij 1 systeem (Neisser 1999). |
|
Level of processing model (LOP) = niveau van verwerken model
|
coderen bepaalt in dit model de opslag.
De opslag is afhankelijk van de codering. Er zijn oneindig veel manieren van codering, zonder grenzen. Hoe dieper het niveau van codering, hoe beter iets wordt opgeroepen. Als woorden een logische verbinding hebben (dier- hond) worden ze beter onthouden dan wanneer de verbinding concreet is (hond-been). Concrete woorden worden beter onthouden dan niet concrete woorden.
Onderzoek van Craik & Tulving toonde LOP aan. Verwerking op 3 niveaus: 1. fysiek = zichtbaar verschijnen van gedeelten van de letters 2. fonologisch = geluidscombinaties met de letters (bijv. rijmt het woord op..?)
Semantische verwerking leverde beste resultaten op (Zie tabel 5.2, blz. 190). LOP kan ook toegepast worden op non-verbale stimuli. Een experiment toont aan dat de bestudering van gezichten meer oplevert als deze intensief bestudeerd zijn als oppervlakkig. |
|
Onderzoek van Craik & Tulving toonde LOP aan. Verwerking op 3 niveaus: 1. f 2. f |
1. fysiek = zichtbaar verschijnen van gedeelten van de letters 2. fonologisch = geluidscombinaties met de letters (bijv. rijmt het woord op..?)
Semantische verwerking leverde beste resultaten op (Zie tabel 5.2, blz. 190).
LOP kan ook toegepast worden op non-verbale stimuli. Een experiment toont aan dat de bestudering van gezichten meer oplevert als deze intensief bestudeerd zijn als oppervlakkig. |
|
Self reference effect = het zelf referentie effect = Roger, Kuiper & Kirker =
|
respondenten onthouden woorden beter waarvan ze vinden dat die hen goed beschrijven dan woorden waarvan ze dit niet vinden.
Dit geldt voor positieve beschrijvingen, niet voor negatieve. Ieder van ons heeft een eigen gedetailleerd schema, een georganiseerd schema van signalen mbt interne attributies, persoonlijke ervaringen en onszelf.
Wanneer we onze eigen signalen maken, is het niveau van herinnering hoger dan wanneer deze signalen voor ons worden gemaakt.
Er is de nodige kritiek op LOP. Het zou een cirkelredenering zijn: beter onthouden omdat dieper verwerkt, vs dieper verwerken om beter te onthouden. Ook soms paradoxaal: in sommige omstandigheden werkt rijm met niet onderliggende betekenis beter dan semantische verwerking met onderliggende betekenis. Soms is het ook andersom.
|
|
Er is de nodige kritiek op LOP. Het zou |
een cirkelredenering zijn: beter onthouden omdat dieper verwerkt, vs dieper verwerken om beter te onthouden.
Ook soms paradoxaal: in sommige omstandigheden werkt rijm met niet onderliggende betekenis beter dan semantische verwerking met onderliggende betekenis. Soms is het ook andersom.
|
|
|
de reeks van niveaus voor codering zijn niet zo belangrijk als de uitwerking van de codering en het type opdracht dat nodig is voor het terug vinden van informatie.
Er zijn 2 strategieën voor verwerken van coderen: 1. Within item elaboration = binnen het item verwerking = het item wordt gecodeerd op zijn karakteristieken, inclusief de verschillende niveaus van verwerking; |
|
Er zijn 2 strategieën voor verwerken van coderen:
1. W |
1. Within item elaboration = binnen het item verwerking = het item wordt gecodeerd op zijn karakteristieken, inclusief de verschillende niveaus van verwerking;
|
|
Een geïntegreerd model = Working Memory = het werkgeheugen
|
het meest gebruikte en geaccepteerde model op dit moment. Tabel 5.3 – pag. 192 toont de verschillen tussen het model van Atkinson & Shiffrin en het working memory model.
Het werkgeheugen bestaat uit 4 onderdelen (baddeley):
Opname capaciteit van de fonologische lus is beperkt. Zonder de fonologische lus verdwijnt akoestische informatie in 2 seconden.
|
|
Het werkgeheugen bestaat uit 4 onderdelen (baddeley):
2. f 3. C 4. E |
2. fonologische lus 3. Centrale verwerker 4. Episodische buffer (Baddeley 200, 2001) |
|
Het werkgeheugen bestaat uit 4 onderdelen (baddeley):
2. fonologische lus 3. Centrale verwerker 4. Episodische buffer (Baddeley 200, 2001)
|
1. visiospatiaal schetsblad = een tijdelijk opslagsysteem voor visuele informatie, is aan verval onderhevig en dient te worden ververst.
Opname capaciteit van de fonologische lus is beperkt. Zonder de fonologische lus verdwijnt akoestische informatie in 2 seconden.
|
|
1. visiospatiaal schetsblad = |
een tijdelijk opslagsysteem voor visuele informatie, is aan verval onderhevig en dient te worden ververst.
Opname capaciteit van de fonologische lus is beperkt. Zonder de fonologische lus verdwijnt akoestische informatie in 2 seconden.
|
|
|
2 kritische componenten:
Deze onderdrukking is sterker als informatie visueel gepresenteerd wordt. Opname capaciteit van de fonologische lus is beperkt. Zonder de fonologische lus verdwijnt akoestische informatie in 2 seconden.
|
|
|
controleert de aandacht zodat we de aandacht kunnen verdelen, stimuli kunnen selecteren of negeren en kan informatie uit het LTG oproepen. Ook betrokken bij hogere orde redeneren en begrip en daarmee belangrijk voor intelligentie.
|
|
4. Andere onderschikte systemen zoals |
de Episodische buffer (Baddeley 200, 2001) = voegt info uit 1, 2 en lt samen tot één unieke episode zodat ze iets voor ons betekenen.
Levert een bijdrage aan probleem oplossen en herevalueren eerdere ervaringen o.b.v. meer recente kennis. |
|
Neuropsychologische studies hebben overvloedig het bestaan van een korte geheugenbuffer aangetoond.
Door middel van PET (Positron Emission Tomography) is bewijs gevonden dat specifieke hersengebieden betrokken zijn bij de verschillende aspecten van het werkgeheugen:
|
2. Visiospatiaal schetsblad; activeert verschillende gebieden afhankelijk van tijdsinterval: |
|
|
bilaterale activiteit van de frontale en parietale lobben. 2. Visiospatiaal schetsblad; activeert verschillende gebieden afhankelijk van tijdsinterval: |
|
2. Visiospatiaal schetsblad; activeert |
verschillende gebieden afhankelijk van tijdsinterval:
|
|
|
de frontale lob.
|
|
|
bilaterale frontale lobben, gedeelten van de temporale lobben en de linker hippocampus. |
|
Zie ook fig. 5.4, blz. 195.
Het model van het werkgeheugen onderschrijft de zienswijze dat het geheugen een rol heeft in |
het besturen van de processen.
Voorbeelden van de integratie en visuele informatie komt door cross- modality, organiseren van informatie tot betekenisvolle gehelen en het verbinden van nieuwe informatie aan bestaande delen van kennis in het lange termijn geheugen.
|
|
Metaforen voor de geheugenmodellen: |
1. 3 stadia model is een warenhuis waarin informatie passief is opgeslagen.
|
|
6 taken om het werkgeheugen mee te meten Figuur 5.5, blz. 196 laat zien d.m.v. welke taken het werkgeheugen gemeten kan worden.
r t t
n t t
|
1. Taak a = retention delay task – item taak = een symbool laten zien gevolgd door retentie ( = vasthouden) interval, eventueel met andere taken. Daarna wordt weer een symbool getoond. Is het nieuw of oud? 5. Taak e = temporally ordered working memory load – span taak = aantal items wordt gepresenteerd. Daarna de items in goede volgorde opnoemen (=digit span task als digits worden gebruikt).
|
|
1. Taak a = retention delay task – item taak = |
een symbool laten zien gevolgd door retentie ( = vasthouden) interval, eventueel met andere taken. Daarna wordt weer een symbool getoond. Is het nieuw of oud?
|
|
|
aantal items laten zien, daarna een ander item gevolgd door de vraag is het oud of nieuw?
|
|
|
relationele volgorde taak = als b, maar dan met 2 additionele items. Welke is het meest recent?
|
|
|
relationele volgorde taak = welke stimulus trad op n situaties geleden?
|
|
5. Taak e = temporally ordered working memory load = |
span taak = aantal items wordt gepresenteerd. Daarna de items in goede volgorde opnoemen (=digit span task als digits worden gebruikt).
|
|
|
aantal rekenkundige problemen. Indiceren of uitkomst goed of fout. Aan het eind de correcte oplossingen in goede volgorde opnoemen.
|
|
1. Taak a = retention delay task – item taak = 4. Taak d = n-back task – relationele volgorde taak = |
1. Taak a = retention delay task – item taak = een symbool laten zien gevolgd door retentie ( = vasthouden) interval, eventueel met andere taken. Daarna wordt weer een symbool getoond. Is het nieuw of oud? 5. Taak e = temporally ordered working memory load – span taak = aantal items wordt gepresenteerd. Daarna de items in goede volgorde opnoemen (=digit span task als digits worden gebruikt).
|
|
Samengestelde (multiple) geheugen systemen
1. S |
1. Semantisch geheugen = slaat algemene kennis van de wereld op. Het is ons geheugen voor feiten die niet uniek zijn voor ons en die niet herinnerd worden in een tijdslijn.
|
|
Het neurologisch onderzoek betrof elektrische stimulatie onderzoeken, onderzoeken met patiënten met geheugenstoornissen en cerebraal bloedstroom studies.
Beschadiging aan de frontale lob hebben invloed op |
de herinnering wanneer een gebeurtenis plaatsvond, maar niet op het feit dat de gebeurtenis plaatsvond. |
|
De meeste onderzoekers zijn het erover eens dat er veel interacties is tussen de twee types of geheugen.
Volgens het HERA model = Hemispheric encoding/retrieval asymmetry = een neuroscientific model =
2. Er meer activiteit in |
|
|
|
twee onderscheidende systemen zijn omdat er gebruik wordt gemaakt van verschillende hersenfuncties. |
|
Squire stelde het volgende wetenschappelijke model voor het geheugen voor:
D
N |
1. Declaratief = Expliciet geheugen d. Non-associatief = gewoonten en gevoel.
|
|
Schacter onderscheidt vijf geheugensystemen;
|
1. episodisch, |
|
Een connectionist perspectief = |
PDP model
Volgens dit model ligt de sleutel tot kennis in de verbindingen tussen verschillende neuronen, niet in individuele neuronen. Het activeren van de ene neuron kan leiden tot het activeren van een volgend neuron etc. dit sluit aan bij de visie dat het werkgeheugen bestaat uit het geactiveerde deel van het lange termijn geheugen.
We onderscheiden:
Hedendaagse cognitieve psychologen ondersteunen deze geïntegreerde visie, waarin cognitieve thema’s als werkgeheugen, netwerkmodellen van geheugen, priming en parallelle processen elkaar ondersteunen en versterken. In onderzoek is aangetoond dat veel klopt (bijv. priming effecten, procedureel leren), echter connectische modellen geven geen voorspellingen of verklaringen voor herinnering- of herkenningsgeheugen die volgen op een enkele periode of enkele blootstelling aan semantische informatie.
Er wordt met computermodellen gewerkt om de werking geheugen te verklaren, dit gebeurt op twee manieren 1. Serieel model = Het 3 stadia model m.b.v. 1 computer;
Sommige cognitieve psychologen ondersteunen connectionistisch niet: menselijk denken is volgens hen netter en doelgerichter dan het connectionistische model voorstelt. |
|
Volgens dit model ligt de sleutel tot kennis in |
de verbindingen tussen verschillende neuronen, niet in individuele neuronen.
Het activeren van de ene neuron kan leiden tot het activeren van een volgend neuron etc. dit sluit aan bij de visie dat het werkgeheugen bestaat uit het geactiveerde deel van het lange termijn geheugen.
We onderscheiden:
Hedendaagse cognitieve psychologen ondersteunen deze geïntegreerde visie, waarin cognitieve thema’s als werkgeheugen, netwerkmodellen van geheugen, priming en parallelle processen elkaar ondersteunen en versterken. In onderzoek is aangetoond dat veel klopt (bijv. priming effecten, procedureel leren), echter connectische modellen geven geen voorspellingen of verklaringen voor herinnering- of herkenningsgeheugen die volgen op een enkele periode of enkele blootstelling aan semantische informatie.
Er wordt met computermodellen gewerkt om de werking geheugen te verklaren, dit gebeurt op twee manieren 1. Serieel model = Het 3 stadia model m.b.v. 1 computer;
Sommige cognitieve psychologen ondersteunen connectionistisch niet: menselijk denken is volgens hen netter en doelgerichter dan het connectionistische model voorstelt. |
|
We onderscheiden: |
1. Een prime = een neuron dat een verbonden neuron activeert;
Hedendaagse cognitieve psychologen ondersteunen deze geïntegreerde visie, waarin cognitieve thema’s als werkgeheugen, netwerkmodellen van geheugen, priming en parallelle processen elkaar ondersteunen en versterken. In onderzoek is aangetoond dat veel klopt (bijv. priming effecten, procedureel leren), echter connectische modellen geven geen voorspellingen of verklaringen voor herinnering- of herkenningsgeheugen die volgen op een enkele periode of enkele blootstelling aan semantische informatie.
Er wordt met computermodellen gewerkt om de werking geheugen te verklaren, dit gebeurt op twee manieren 1. Serieel model = Het 3 stadia model m.b.v. 1 computer;
Sommige cognitieve psychologen ondersteunen connectionistisch niet: menselijk denken is volgens hen netter en doelgerichter dan het connectionistische model voorstelt. |
|
Hedendaagse cognitieve psychologen ondersteunen deze geïntegreerde visie, waarin cognitieve thema’s als werkgeheugen, netwerkmodellen van geheugen, priming en parallelle processen elkaar ondersteunen en versterken.
In onderzoek is aangetoond dat veel klopt (bijv. priming effecten, procedureel leren), echter connectische modellen geven geen voorspellingen of verklaringen voor |
herinnering- of herkenningsgeheugen die volgen op een enkele periode of enkele blootstelling aan semantische informatie.
Er wordt met computermodellen gewerkt om de werking geheugen te verklaren, dit gebeurt op twee manieren 1. Serieel model = Het 3 stadia model m.b.v. 1 computer;
Sommige cognitieve psychologen ondersteunen connectionistisch niet: menselijk denken is volgens hen netter en doelgerichter dan het connectionistische model voorstelt. |
|
Er wordt met computermodellen gewerkt om de werking geheugen te verklaren, dit gebeurt op twee manieren:
S P
|
1. Serieel model = Het 3 stadia model m.b.v. 1 computer;
Sommige cognitieve psychologen ondersteunen connectionistisch niet: menselijk denken is volgens hen netter en doelgerichter dan het connectionistische model voorstelt. |
|
Geheugen in de werkelijkheid
|
het geheugen een ecologische validiteit dient te bevatten en toepasbaar dient te zijn op natuurlijke geheugenfenomenen in natuurlijke situaties.
Technieken die worden gebruikt om het geheugen te testen zijn zelfrapportage en vragenlijsten. Kritiek hierop is het gebrek aan controle en de generalisatie.
In de natuurlijke setting is de uitwisselingsmetafoor echter belangrijker, hier binnen wordt geheugen gezien als instrument voor interactie met de wereld. Hierdoor veranderen de vragen van kwantificeerbaar naar accuraat kunnen weergeven van gebeurtenissen in het verleden. |
|
Technieken die worden gebruikt om het geheugen te testen zijn zelfrapportage en vragenlijsten. Kritiek hierop is het gebrek aan controle en de generalisatie.
In de natuurlijke setting is de uitwisselingsmetafoor echter belangrijker, hier binnen wordt geheugen gezien als |
instrument voor interactie met de wereld. Hierdoor veranderen de vragen van kwantificeerbaar naar accuraat kunnen weergeven van gebeurtenissen in het verleden. |