• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/58

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

58 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Biologische psychologie:

de studie van de fysiologische, evolutionaire en ontwikkelingsmechanismen van gedrag en ervaring

Biologische verklaringen gedrag

- Vier categorieën van biologische verklaringen:

1) Fysiologisch
2) Ontogenetisch
3) Evolutionair
4) Functioneel

1) Fysiologische verklaring:

beschrijft relatie tussen activiteit van de hersenen en andere organen (fysieke werking van het lichaam) en het bewuste gedrag

2) Ontogenetische verklaring:

beschrijft de ontwikkeling van een structuur of een gedrag, bijvoorbeeld onder invloed van genen, voeding, ervaringen en de interacties daartussen

3) Evolutionaire verklaring:

reconstructie van de evolutionaire geschiedenis van een structuur of een gedrag

4) Functionele verklaring:

beschrijft waarom een structuur of gedrag zich heeft ontwikkelt en welk voordeel dat met zich meebracht

Wat wordt bedoeld met het Mind - Body of Mind-Brain probleem?

Wat is de relatie is tussen de geest en de hersenen?

Dualisme:

Standpunt dat de geest en lichaam twee verschillende substanties zijn, mentale en fysieke substantie, die onafhankelijk van elkaar bestaan



Meeste niet-wetenschappers=meeste mensen geloven hierin.



tegenargument: alleen materie en energie kunnen andere materie en energie beïnvloeden (Wet van behoud van Energie)

Monisme:

Standpunt dat het universum slechts uit een substantie bestaat.

Monisme heeft 3 stromingen:

1) Materialisme


2) Mentalisme


3) Identity Position

Materialisme

Alles dat bestaat, bestaat uit materie.


Mentalisme

Alleen de geest bestaat; de materiële wereld kan alleen bestaan als een geest die waar kan nemen.

Identity Position

Mentale processen zijn hetzelfde als hersenprocessen, beschreven in andere termen. Geestelijke ervaringen zoals gedachten zijn hetzelfde als hersenactiviteit, maar worden anders omschreven.


Bewustzijn als wetenschappelijk onderwerp is lastig. Waarom?

We kunnen het niet wetenschappelijk aantonen.

Solipsisme:

Omdat bewustzijn niet kan worden vastgesteld, zijn we alleen zeker van ons eigen bewustzijn. Solipsisten geloven dat andere mensen droombeelden of robots zijn.



= ook problem of other minds

David Chalmers: in discussie over bewustzijn zijn er 2 problemen:

1) Makkelijke problemen:
fenomenen van ons bewustzijn die moeilijk wetenschappelijk zijn, maar niet moeilijk filosofisch. bv. zoals verschil tussen wakker zijn en slapen

2) Moeilijke problemen filisofisch:
waarom en hoe een bepaalde hersenactiviteit geassocieerd is met bewustzijn > onbeantwoord

Wat wordt er bedoeld met 'the hard problem'?

het filosofisch moeilijke probleem waarom en hoe hersenactiviteit verband houdt met het bewustzijn.

Hoe verschilt een evolutionaire verklaring van gedrag van de functionele verklaring?

evolutionaire verklaring: beschrijft wat is van wat ontwikkeld.



functionele verklaring: beschrijft waarom iets voordelig was en daarom evolutionair geselecteerd om door te geven.



vb kippenvel: evolutionair komt van vroegere primaten waarvan wij afstammen, functioneel: door het opzetten van de vacht lijkt een dier groter en schrikt hij vijanden af, daarom hebben wij nog steeds dat mechanisme, ook al hebben we geen vacht meer


1.2 Genetics of Behavior



Genen:

chemische verbindingen


die de ontwikkeling v/h individu beïnvloeden
die als geheel worden doorgegeven aan de volgende generatie

Chromosoom:

een drager van een deel van het erfelijk materiaal (DNA) van een organisme.

DNA:

DeoxyriboNucleic Acid = Desoxyribonucleïnezuur



biochemisch macromolecuul bestaat uit 2 lange strengen van nucleotiden, die in de vorm van een dubbele helix met elkaar vervlochten zijn.

RNA

RiboNucleic Acid



model voor de synthese van proteïnen

Homozygoot:

Een organisme is homozygoot voor een bepaalde eigenschap als het twee identieke kopieën van een gen heeft in een chromosomenpaar.

Heterozygoot:

Een organisme is heterozygoot voor een bepaalde eigenschap, als het twee verschillende vormen van een gen heeft.

Sex-linked genes:

genen op de geslachtschromosomen (meestal de X chromosoom)

Autosomale genen:

genen op de autosomal chromosomes (nl: autosoom)

Autosoom / autosomal chromosomes:

een chromosoom dat geen geslachtschromosoom is; bij de mens dus niet het X of Y-chromosoom, maar één van de 22 paar andere chromosomen

Sex-limited genes:

Genen die alleen actief zijn bij een bepaald geslacht,omdat ze geactiveerd worden door geslachtshormonen.



voorbeeld: borstgroei voor vrouwen en borsthaar bij mannen

Monozygotic twins

identieke tweelingen, een-eiig

Dizygotic twins

niet-identieke tweelingen, twee-eiig

PKU:

Phenylketonuria



aangeboren gebrek om het aminozuur phenylalanine te metaboliseren,


leidt tot geestelijke invaliditeit tenzij strikt dieet wordt aangehouden.

LaMarck’s evolutie

Onjuiste, maar populaire hypothese, die veronderstelt dat het wel of niet gebruiken van bepaalde lichaamsdelen leidt tot een verandering in genen.



Evolutionaire psychologie

behandelt de evolutie van gedrag, vooral sociaal gedrag

Altruïstisch gedrag:

een actie die voordeel oplevert voor iemand anders dan degene die het doet (de actor)

Mogelijke redenen voor altruïstisch gedrag

1) groepsselectie


2) reciprocale altruïsme


3) kin selectie

Reciprocaal/wederkerig altruïsme

individuen helpen degenen die hen helpen en degenen die ze iemand anders zien helpen

kin selectie

selectie van een gen voor altruïstisch gedrag dat familie bevoordeelt


bv: het redden van je kinderen ten koste van je leven of het helpen van verre familie (neef/nicht) (als de kosten daarvan niet te hoog zijn)

groep selectie

altruïstische groepen overleven beter dan minder coöperatieve groepen als er een manier is om niet meewerkende leden te straffen of te verwijderen uit de groep

Hersenen bestaan op microscopisch niveau uit 2 soorten cellen:

1) Neuronen (zenuwcellen)
2) Gliacellen

genetic drift

In een relatief kleine, geïsoleerde populatie kunnen genen per ongeluk veel voorkomen.

Een dominant mannetje verspreidt veel van zijn genen, niet alleen de goede, ook de neutrale en slechte genen.

3 soorten genen

Dominant
Recessief
Intermediair

Dominant gen

heeft sterke invloed op ontwikkeling in zowel homozygote als heterozygote omstandigheden


Recessief gen

beïnvloedt ontwikkeling alleen als er geen dominant gen in de cel aanwezig is


Intermediair gen

als 2 verschillende intermediaire genen aanwezig zijn op een chromosoom komen die allebei tot uiting als mengvorm van beide genen.



voorbeeld: kruising van Leeuwenbekjes rode bloem met witte, dan krijgen nakomelingen roze bloemen

Wat is het verschil tussen een sexe gelinkt gen en een sexe gelimiteerd gen?

Een sexe gelinkt gen ligt aan een geslachts-chromosoom (meestal de X chromosoom)

Een sexe gelimiteerd gen kan op elke chromosoom liggen, maar wordt geactiveerd door geslachts-hormoon.

Er zijn genen gevonden met hoge erfelijkheid voor specifiek gedrag, zoals:

eenzaamheid


neuroses


tv kijken


sociaal gedrag


Omgevingsmodificatie

Gedrag met een hoge erfelijkheidsfactor kan voorkomen worden door omgevingsfactoren te veranderen.

Geef een voorbeeld van iets met een hoge erfelijkheidsfactor dat door de omgeving te veranderen kan worden gewijzigd.

Bijvoorbeeld een kind met een PKU gen kan op een strikt dieet gezet worden dat mentale schade voorkomt die het gen veroorzaakt.

Hoe beïnvloedt een gen gedrag?

Direct: Een gen produceert een proteïne dat de bouw van het lichaam of de kans op een bepaald gedrag vergroot.


Indirect: Genen beïnvloeden direct aspecten van het lichaam en gedrag waardoor andere mensen op een bepaalde manier reageren. Die reactie beïnvloedt het gedrag.

Gregor Mendel

ontdekker van genen


monnik


eind 19e eeuw


Charles Darwin 1859: Als bepaalde individuen succesvoller zijn zullen hun genen meer voorkomen in latere generaties. Succesvol waar in? 4x

1) vinden van voedsel


2) ontsnappen aan vijanden


3) vinden van partner


4) beschermen van nakomelingen

artificial selection / kunstmatige selectie

individuen met een bepaalde karakteristiek worden gekozen als ouders voor de volgende generatie



vb: veredelen van gewassen/ fokken van dieren

enzymen

biologische katalysatoren die chemische reacties in het lichaam reguleren

multiplier effect

genen leiden initieel tot bepaald gedrag/lichaamsbouw dat tot een reactie van de omgeving leidt die het gedrag/lichaamsbouw versterkt



voorbeeld: muzikale of sportieve aanleg > lof en lessen van ouders > betere muzikale en sportieve prestaties


H1.3 Het gebruik van dieren in onderzoek


Redenen voor onderzoek op dieren

1) onderliggende mechanismen van gedrag zijn vergelijkbaar tussen diersoorten


soms makkelijker te onderzoeken in niet-menselijke soorten
2) interesse in diersoort zelf
3) informatie over de menselijke evolutie
4) legale / ethische beperkingen maken onderzoek op mensen onmogelijk

Minimalisten:

tolereren dieronderzoek afhankelijk van
1) waarschijnlijke onderzoekswaarde


2) hoeveelheid ongemak/pijn v/h dier


3) soort dieren

- Abolitionisten:

geen compromis: dieren hebben zelfde rechten als mensen


dieren in kooien = slavernij (ook huisdieren)


doden van dieren = moord (ook voor voedsel, kleding, wetenschappelijk onderzoek)

principle of the 3 R's

wetgeving om welzijn van dieren wetenschappelijk onderzoek verbeteren
Replace - onderzoek vervangen door alternatieven


Reduce - aantal dieren verminderen


Refine - ongemak en leed verminderen door onderzoek aan te passen