• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/64

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

64 Cards in this Set

  • Front
  • Back
  • 3rd side (hint)
Biomedische model
de opvatting dat ziekten en symptomen een achterliggende fysiologische verklaring hebben.
Bio psychosociaal
Het standpunt dat ziekten en symptomen door een combinatie van lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen worden verklaard.
Conversiehysterie
als een patiënt last heeft van lichamelijke problemen, zoals het niet kunnen staan of zien zonder dat er medisch iets mis is met de ledematen, de zintuigen of het zenuwstelsel.
Incidentie
het aantal nieuwe gevallen van een ziekte dat zich voordoet gedurende een bepaalde tijdsinterval – niet te verwarren met prevalentie(het aantal vastgestelde gevallen van een ziekte in een populatie op een bepaald moment).
Gezondheidsgedrag
gedrag dat iemand vertoont ongeacht de gezondheidstoestand als middel om de gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden.
Collectivisme
een culturele filosofie waarbij de nadruk ligt op het individu als deel van een grotere eenheid en waarbij het accent ligt op handelingen die in sterkere mate door collectieve dan door individuele behoeften en wensen worden gemotiveerd.
Individualisme
een culturelefilosofie waarbij de verantwoordelijkheid in handen van het individu wordt gelegd; derhalve wordt het gedrag vaak gemotiveerd door individuele behoeften en wensen en niet door de behoeften en wensen en niet door de behoeften en wensen van de groep.
Holistisch
de stam van he woord holitistisch is heelheid; bij een holistische benadering wordt niet alleen het zuiver lichamelijke of waarneembare aangepakt, maar worden het hele wezen en het welzijn ervan in beschouwing genomen.
Epidemiologie
het bestuderen van ziektepatronen in verschillende populaties en de relatie met andere factoren zoals leefwijze. Belangrijke begrippen zijn onder meer mortaliteit, morbiditeit, prevalentie, incidentie, absoluut risico en relatief risico.
Zelfconcept
De bewuste gedachten en aannamen over jezelf die je het gevoel geven dat je anders bent dan anderen en dat je als afzonderlijk persoon bestaat.
Empirisme
komt voort uit de denkwijze dat alle kennis door middel van zintuigelijke waarneming kan worden verkregen.
Klassieke conditionering
een procedure die oorspronkelijk door Iwan Pavlov ontdekt is en die uitgaat van vaste, natuurlijke en reflexmatige verbindingen tussen een prikkel en een reactie. Hij ontdekte dat als er enige malen een nieuwe prikkel aan de bestaande vaste verbinding wordt toegevoegd, deze nieuwe prikkel in staat is om de oorspronkelijke reactie op te roepen.
Operante conditionering
deze theorie, die aan Skinner wordt toegeschreven, is gebaseerd op de aanname dat het gedrag direct wordt beïnvloed door de consequenties ervan. De consequenties beïnvloeden met name de frequentie van het eraan voorafgaande gedrag.
Sociaaleconomische status
SES is een maat voor de sociale klasse van een individu, SES heeft een status- en een klassencomponent. De statuscomponent verwijst naar iemands aanzien en leefstijl, de klassencomponent verwijst naar dienst (materiele) hulpbronnen. Bij verschillende methoden voor het meten van SES wordt gebruikgemaakt van verschillende indicatoren, waaronder inkomen, soort baan of opleiding. Een hogere status impliceert vaak een hoger salaris of een baan met meer status.
Gezondheidsverschillen
Een term waarmee verschillen in gezondheidstoestand en levensverwachting tussen verschillende groepen wordt aangeduid.
Genogram
Een visuele weergave van de familiebanden van de patiënt.
Prevalentie
Het aantal vastgestelde gevallen van een ziekte in een populatie op een bepaald moment. Vaak uitgedrukt als percentage van de totale populatie of als het aantal gevallen per 100.000 mensen.
Mammografie
Een procedure waarbij een foto van de borsten wordt gemaakt met een lage dosis röntgenstraling. De röntgenfoto kan worden gebruikt om tumoren in een vroeg stadium op te sporen.
Bypassoperatie van de kransslagader
Chirurgische procedure waarbij aders of slagaders van elders in het lichaam van de patiënt via de aorta in de kransslagaders worden getransplanteerd; hiermee wordt een omleiding gemaakt van de blokkades die in de kransslagaders door atheromen zijn ontstaan met als gevolg dat de bloedtoevoer naar de hartspier wordt verbeterd.
Hypertensie
Chronische hoge bloeddruk. Men spreekt van een hoge bloeddruk wanneer de systolische druk hoger is dan 160 en de diastolische druk hoger is dan 120.
Herseninfarct
Hierbij ontstaan hersenbeschadigingen als gevolg van bloedingen in het hersenweefsel of van een blokkade van de slagader; door een dergelijke blokkade blijven delen van de hersenen tijdelijk van zuurstof en voedingsstoffen verstoken. De wetenschappelijke term hiervoor is cerebrovasculair accident(CVA).
Transient ischaemic attack(TIA)
een korte periode van verminderde bloedtoevoer naar de hersenen wat leidt tot symptomen als korte perioden van verwarring, verzwakking, en andere milde neurologische symptomen.
Risicoratio
Een manier om te vergelijken of de kans op een bepaalde gebeurtenis voor twee groepen gelijk is. Een risicoratio van 1 betekent dat de kans op de gebeurtenis in beide groepen even groot is. Een risicoratio groter dan 1 betekent dat de kans op gebeurtenis in de eerste groep groter is. Een risicoratio van kleiner dan 1 betekent dat de kans op de gebeurtenis in de eerste groep kleiner is.
Atheroom
Onderhuidse zwelling ten gevolge van verstopping van een talgklier.
Hartinfarct
Afsterven van hartspierweefsel als gevolg van een blokkade van de bloedtoevoer. Wordt meestal een hartaanval genoemd.
Mediëren/mediator
een mediatorvariabele is een variabele die als het ware tussen twee andere variabelen in staat. Er is bijvoorbeeld een verband tussen a en c, maar dit kan deels worden verklaard doordat s invloed heeft op b, en b weer invloed op c. We zeggen dan dat b medieert tussen a en c. Door individuele opvattingen kunnen bijvoorbeeld de effecten van de sekse op het gedrag worden gemedieerd; gesteld wordt dus dat sekse-effecten indirect zijn en niet direct. Opvattingen zijn dus mediatorvariabelen. Een moderator variabele daarentegen is een variabele die het verband tussen twee andere variabelen direct beïnvloedt; een persoonlijkheidskenmerk als gebrek aan angst bevordert risicogedrag, bijvoorbeeld.
Neofobie
Een hardnekkige en chronische angst voor alles dat nieuws is.
Stressregulatie via de hypothalamushypofyse-bijnierschors (HPA-as)
De regulatie van stress en daarmee de gevoeligheid voor emotionele impulsen, angst en impulsief gedrag vindt plaats in de HPA-as. Het resultaat van de activatie van de HPA-as is de afscheiding van het stresshormoon cortisol, dat ons lichaam en onze hersenen waarschuwt voor mogelijk gevaar en ons lichaam (via het autonome zenuwstelsel) klaarmaakt voor vechten of vluchten. Mensen met een onder actieve HPA-as zijn in de regel minder bang en nemen meer (gezondheids)risico’s. Langdurige verhoogde niveaus van cortisol, zoals bij kindermishandeling of ernstige verwaarlozing kunnen op lange termijn leiden tot lagere gevoeligheid van de HPA-as met ‘ondercontrollerachtige’ persoonlijkheidskenmerken.
Locus of control
Een persoonlijkheidskenmerk waarvan wordt aangenomen dat hiermee onderscheid kan worden gemaakt tussen mensen die de verantwoordelijkheid voor gebeurtenissen aan zichzelf toeschrijven (dat wil zeggen interne LoC), of aan externe factoren (externe LoC).
Health locus of control
De perceptie dat iemands gezondheid onder persoonlijke controle; gereguleerd door gezaghebbende anderen zoals medisch personeel; of onder de controle van externe factoren zoals noodlot of toeval.
Vermeende controle over het gedrag
Iemands geloof in persoonlijke controle over een bepaalde, specifieke handeling of gedrag.
Het sociale brein
het netwerk in de hersenen dat zich voornamelijk bezighoudt met het waarnemen en interpreteren van sociale interactie. Onderdeel van een nieuwe tak van bio psychologische wetenschap die social neuroscience wordt genoemd. Zo heeft ons brein bijvoorbeeld een speciaal waarschuwingssysteem voor sociale uitsluiting en kan het feilloos van gezichten van andere mensen hun doelstellingen waarnemen.
Dissonantiereductie
Cognitieve dissonantie is een psychologische term die de onaangename spanning aanduidt die ontstaat bij het kennis nemen van feiten of opvattingen die strijdig zijn met een eigen overtuiging of mening, of van het deelnemen aan gedrag dat strijdig is met iemands overtuiging. Scherper geformuleerd is het de perceptie van onverenigbaarheid tussen twee cognities, waarbij een cognitie moet worden gezien als elk element van kennis, inclusief houding, emotie, geloof of gedrag. De theorie van cognitieve dissonantie stelt dat tegenstrijdige feiten als een drijvende kracht fungeren die de geest dwingen om nieuwe ideeen of gedachten te onderzoeken, of om aanwezige overtuiging aan te passen, dus om de hoeveelheid dissonantie tussen cognities te verminderen.
Ambivalentie
De gelijktijdige aanwezigheid van positieve en negatieve beoordelingen van een attitude-object, die zowel cognities als emotioneel kunnen zijn.
Resultaatverwachtingen
Het resultaat dat wordt verwacht als gevolg van het gedrag, bijvoorbeeld fitter worden door te sporten.
Zelfregulatie
Het proces waarmee individuen hun gedrag, hun gedachten en emoties registreren en bijsturen om een evenwicht of een gevoel van normaal functioneren te behouden.
Zelfredzaamheid
Het geloof dat iemand in een gegeven reeks omstandigheden in staat is tot een bepaald gedrag.
Prefrontale cortex
Het gedeelte van de voorste hersenen dat betrokken is bij impulsregulatie en inhibitie. Mensen die bijvoorbeeld als gevolg van kindermishandeling, een ziekte of roken/drinken tijdens de zwangerschap een beschadiging aan dit hersengedeelte hebben zijn minder goed in staat om hun impulsen te onderdrukken of te reguleren.
Meta-analyse
Een analyse van alle beschikbare onderzoeken op di t moment waarbij vaak gekeken wordt naar de effectgrootte van een interventie. Een effectgrootte wordt meestal uitgedrukt in een d-waarde(Cohens d) of in een r-waarde (Pearsons correlatie coëfficiënt).
Subjectieve norm
Iemand opvattingen met betrekking tot de vraag of dierbaren (referenties) van mening zijn dat het individu een bepaalde handeling al dan niet zou moeten uitvoeren. Een index van sociale druk, meestal gewogen door e motivatie van het individu om zich naar de wensen van andere te voegen(theorie van gepland gedrag).
Volitie
Handelen of doen (de postintentionele fase), die in het HAPA-model van verandering van het gezondheidsgedrag wordt geaccentueerd).
Ziekterepresentaties
Opvattingen over een bepaalde ziekte en toestand van slechte gezondheid – deze worden meestal toegeschreven aan de vijf domeinen die door Leventhal zijn beschreven
identiteit, tijdpad, oorzaak, gevolgen en controle/genezing.
Beslissingsevenwicht
Hierbij worden de aandelen van een bepaalde gedraging afgewogen tegen de voordelen van dat gedrag.
Onrealistisch optimisme
Ook wel ‘bias voor optimisme’ genoemd, waarbij iemand denkt dat hij minder kans heeft dan vergelijkbare anderen om een ziekte te krijgen of een negatieve gebeurtenis mee te maken. Onrealistisch optimisme is waarschijnlijk verwant aan ‘gebrek aan voorstelbaarheid van gebeurtenissen’
we schatten de kans dat ons ernstige gebeurtenissen overkomen minder groot in dan positieve gebeurtenissen. Waarschijnlijk is dit een adaptieve eigenschap van onze linker hersenhelft
Hoofdstuk 6
Het risico op ziekte verkleinen – individuele aanpak
Echografie
Het gebruik van geluidsgolven met hoge frequentie om beelden te vormen van organen en systemen in het lichaam.
Fijnenaaldaspiratie
Hierbij wordt een zeer dunne naald in een knobbeltje in de borst ingebracht en worden cellen afgenomen voor microscopisch onderzoek. Het duurt enkele seconden en het ongemak is vergelijkbaar met dat van een bloedonderzoek.
Biopsie
De verwijdering van een klein stukje weefsel voor microscopisch onderzoek en/of kweek, meestal om een diagnose te stellen.
Vals-positief resultaat
Een situatie waarin mensen wordt verteld dat zij mogelijk een ziekte hebben of risico op een bepaalde ziekte lopen, maar waarbij daaropvolgende onderzoeken uitwijzen dat ze geen risico lopen en de ziekte niet hebben.
Body mass index
Een door Belg Adolphe Quetelet ontwikkelde objectieve maat voor verhouding van het vet en de spiermassa in het menselijk lichaam. Je gewicht in kilo’s wordt gedeeld door het kwadraat van je lengte in meters; het resultaat wordt gebruikt als een maat voor het overgewicht. (<18,5 is ondergewicht, 18,5-24,9 = normaal, >24,9 = overgewicht, >29.9 = obesitas). Deze waarden gelden alleen voor volwassenen.
Model van veranderingsfasen
Dit model is ontwikkeld door Prochasaka en Di Clemente en herkent vijf fasen van gedragsverandering
precontemplatie, contemplatie, voorbereiding, verandering en onderhoud/terugval.
Motiveringsgesprek
Een reeks ingrepen, ontwikkeld door Miller en Rollnick, die tot doel hebben de motivatie tot gedragsverandering te versterken.
Cognitieve dissonantie
Een toestand waarin tegenstrijdige of inconsistente cognities een toestand van spanning of ongemak(dissonantie) teweegbrengen. Mensen zijn gemotiveerd om de dissonantie te verminderen, vaak door één reeks overtuigingen te verwerpen ten gunste van de andere.
Motivatie
Herinneringen, gedachte, ervaringen, behoeften en voorkeuren die bij elkaar het type, de intensiteit en de duurzaamheid van onze handelingen beïnvloeden (aansturen).
Drugsmisbruik
Betekent een zodanig gebruik van een middel dat dit leidt tot grote sociale of werkgerelateerde problemen.
Probleemgerichte therapie
Een therapiebenadering die is ontwikkelt door Gerard Egan en analyse en samenwerking tussen therapeut en cliënt centraal staat.
Acetylochine
Een neurotransmitterstof die wordt vrijgegeven aan het uiteinde van zenuwcellen in het parasympatisch zenuwstelsel; deze stof is betrokken bij de overdracht van impulsen van de ene naar de andere zenuw in het lichaam. (Het parasympatisch zenuwstelsel is het deel van het autonome zenuwstelsel dat de organen zodanig beïnvloedt dat het lichaam in een toestand van rust en herstel kan komen.)
Postsynaptische acetylochinereceptoren
De verbinding tussen twee zenuwen wordt synaps genoemd. Bij activiteit stuurt het uiteinde van de eerste zenuw(presynaptisch) chemische boodschapperstofjes, zoals acetylochine, naar de tweede zenuw Deze ontvangt de boodschappers aan de andere kant van de synaps. Afhankelijk van welke boodschappers op dit postsynaptisch gebied worden ontvangen blijft de tweede zenuw in rusttoestand, of geeft een impuls.
Behandeling met nicotinevervangers (nicotine replacement therapy of NRT)
Vervanging van nicotine om de onthoudingsverschijnselen te bestrijden n het stoppen met roken. Is in verschillende vormen verkrijgbaar, waaronder nicotinepleisters die op de huid worden geplakt en die in de loop van de tijd een gereguleerde dosis nicotine afgeven.
Transdermaal systeem
Een methode voor de vertraagde afgifte van een middel aan het lichaam. Een pleister wordt met het middel geïmpregneerd, vervolgens wordt de pleister op de huid geplakt en daarna wordt de nicotine geleidelijk aan het lichaam afgegeven.
Indirect leren
Leren door het observeren van anderen.
Theorie van sociaal leren
Een theorie met als centrale opvattingen dat het latere gedrag zal worden bepaald door een combinatie van resultaatverwachting en resultaatwaarde. Bekrachtiging is een belangrijke voorspellende factor voor toekomstig gedrag.
Socratische dialoog
Onderzoek van iemands overtuigingen waarbij diegene ertoe wordt aangezet de validiteit van deze overtuigingen te onderzoeken.
Anonieme alcoholisten
Een wereldwijde zelfhulporganisatie voor mensen met alcoholproblemen. Gebaseerd op de overtuiging dat alcoholisme een lichamelijke en psychische iekte is die door abstinentie kan worden genezen. De twaalf stappen bieden een kader om deze genezing te bewerkstelligen.