Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
20 Cards in this Set
- Front
- Back
rept zich
|
haast zich / spoedt zich |
|
onwennig |
onbekend met de gewoonten en gebruiken |
|
ongeacht
|
los van / zonder te letten op |
|
goed in de slappe was zitten |
veel geld hebben |
|
modaal |
gemiddeld / (van inkomen:) niet erg hoog / niet erg laag |
|
beweegredenen |
motieven / redenen om iets te doen |
|
armslag
|
ruimte / mogelijkheid om verschillende dingen te doen
|
|
sanctie |
strafmaatregel (waarmee je meestal dreigt om iemand tot iets te dwingen) |
|
beknibbelen |
bezuinigen |
|
toelage |
geldbedrag dat je toegewezen krijgt |
|
vergaren |
verzamelen |
|
begeerte |
sterk verlangen |
|
het aardse slijk |
geld |
|
wordt de hand gelicht |
wordt gesjoemeld / wordt niet volgens de regels gehandeld |
|
arbeidsvoorwaarden |
condities waaronder je werkt (bijv. loon, vakantiedagen, werktijden) |
|
verkwisten |
veel geld uitgeven aan nutteloze zaken |
|
staan in het krijt |
hebben schulden |
|
de tering naar de nering zetten |
niet meer geld uitgeven dat je verdient |
|
alternatief |
andere mogelijkheid
|
|
spenderen |
besteden (tijd, geld) |