Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
19 Cards in this Set
- Front
- Back
Apathie |
Gevoelloosheid; lusteloosheid |
|
Associeren |
In verband brengen (met); doen denken (aan) |
|
Charme |
Aantrekkelijkheid; innemendheid |
|
Cognitief |
Wat kennis en denkvermogen betreft |
|
Compenseren |
Vergoeden ; opwegen tegen |
|
Neuronen |
Zenuwcellen |
|
Prikkel |
Datgene wat een reactie veroorzaakt |
|
Psychofarmaca |
Medicamenten voor de behandeling van geestelijke ziekten |
|
Tragiek |
Treurige omstandigheid |
|
Waandenkbeeld |
Gedachte of idee die men ten onrechte voorwaar houdt |
|
Complex (het) |
Bij elkaar horende ziekelijke gevoelens en gedachten |
|
Correlatie |
Verband waarbij dingen elkaar direct beïnvloeden |
|
Depressie |
Psychische stoornis met als symptomen onder andere ernstige somberheid |
|
Desinteresse |
Gebrek aan belangstelling |
|
Frustreren |
Moeilijk maken; dwarsbomen; teleurstellen |
|
Gefixeerd |
Heel erg gericht (op); in de ban (van) |
|
Gekrenkt |
Beledigd; geestelijk pijn gedaan |
|
Interactie |
Het steeds op elkaar reageren; wisselwerking |
|
Koesteren |
Met liefde behandelen en beschermen |