Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
38 Cards in this Set
- Front
- Back
Wat was leren voor Biiggs? |
inzicht verweven = diepte verwerking conceptual change |
|
Waneer ontstaat diepte verwerking? |
1. doelen 2. noodzaak 3. autonomie 4 samenwerking met anderen |
|
Wanneer zien we aan het leerresultaat dat er sprake is geweest van oppervlakkige benadering? |
Marton signs: Woordkeuze en geisoleerde feiten; zien het geheel niet. --> leren is saai en vervelend |
|
Wat bepaalt de studieaanpak/ leerstrategie volgens Biggs? |
De leeromgeving: doel, evaluatie, werkvorm moet afgestemd zijn CA |
|
Wat is het kenmerk van diepe verwerking? |
Passende betekenis willen geven uit interesse/wil voorkennis nodig |
|
Wat is het kenmerk van opp. verwerking? |
memoriseren: met zo min mogelijk inspanning er vanaf. |
|
Biggs spreekt naast ... en ... van nog twee benaderingen, welke? |
Achieving (ambitie) Strategic (mate van georganiseerdheid) |
|
Welke factoren leiden tot diepe verwerking? |
STUD: motivatie voorkennis vermogen DOCENT aansluiten: les,werkvorm toets expliciet structuur uitlokken actieve reactie toetsen van geheel/structuur |
|
Welke factoren leiden tot opp verwerking? |
STUD: doel met minimum door andere prioriteiten niet begrijpen verwachtingen leerconceptie DOC doel = kennistransmissie les in losse punten toetsen van feiten MPC |
|
Welke leerkrachtovertuigingen zijn er? Licht ze toe |
Focus op de student (student blame) = presage student Focus op docent (teacher blame) = presage docent Focus op wat de student doet = leeractiviteit |
|
Teken het 3P model |
Presage: * stud fac * teaching context process * learningfocused act product *learning outcomes |
|
Hoe een lesprogramma te ontwerpen met constructive alignment? |
|
|
Wat mist BIGGS met zijn theorie? |
Marton en Saljo: Alsof de student blanco is. Vermunt: zelfregulatie |
|
Waarom sprekt VERMUNT liever van een leerpatroon dan leerstijl? |
afhankelijk van context en periode; kent groei en verandering |
|
Uit welke leercomponenten bestaat het leerpatroon? (4) |
leerstrategie (= verwerk + regu) Leeropvatting/leerconcept/mentaal leermodel leerorientatie |
|
Wat bepaalt de leerstrategie? |
verwerkingsstrategie Regulatiestrategie |
|
Welke metacognitieve regulatiestrategieën zijn er? |
Zelfsturing Externe sturing Stuurloos (gebrek aan...) = WIE is VERANTWOORDELIJk |
|
Welke (cognitieve) verwerkingsstrategieën zijn er? (4) |
Diep (relateren, kritisch verwerken) stapsgewijs Concreet Nauwelijks |
|
Wat is de relatie tussen voorkennis een leerstrategie? |
veel voorkennis = weinig strategie nodig en andersom |
|
Welke mentale leermodellen /leeropvattingen zijn er? (4) |
opbouwen van kennis opnemen van kennis gebruiken van kennis gestumuleerd worden door anderen/omgeving |
|
Welke leeroriëntaties zijn er? (4) |
ambivalent prestatiegeicht persoonlijk geïnteresseerd beroepsgericht |
|
Welke leerpatronen onderscheid Vermunt? |
Ongericht reproductiegericht betekenisgericht toepassingsgericht |
|
Teken het model van leerpatronen |
|
|
Wanneer spreken we van dissonantie bij leerpatronen? |
gebrek aan:
* differentaitie strategieen *integratie incongruentie * onevernigbaarheid * ontbreken van element *ontbreken van leerpatroon |
|
Wat is kenmerkend voor de ontwikkeling van leerpatronen? |
* stabiel maar veranderbaar * individu heeft voorkeur * toepassing & regulatie wel erg gevoelig voor verandering, strategie niet. * toenemende coherentie met leeftijd *ongericht daalt, bet. + toep neemt toe met leeftijd |
|
Waaruit ontstaat de leeractiviteit? |
leerorientatie + Leerconceptie |
|
Welke leeractiviteiten onderscheidden we? |
Cognitieve Affectieve Regulatieve (refuleren Aff en cog) |
|
Wat zijn de cognitieve leeractiviteiten? (8) |
relateren structureren analyseren concretiseren toepassen kritisch verwerken memoriseren selecteren |
|
Wat zijn de affectieve leeractiviteiten? (8) |
attribueren motiveren concentreren zichzelf beoordelen waarderen inspannen emoties opwekken verwachten |
|
Wat zijn de regulatieve leeractiviteiten? (8) |
Orienteren
plannen toetsen diagnosticeren zichzelf beoordelen bijsturen evalueren proces bewaken reflecteren
|
|
Wat bepaalt of een affectieve leeractiviteit gunstig of ongunstig is? |
attributie: zelfbeoordeling adhv zelfconcept: Succes toeschrijven aan externe factoren Falen toeschrijven aan zelfconcept |
|
Hoe bepaalt de leeronceptie het gedrag? |
* zelfbeeld * leeractiviteiten: 'ik leer niks' * leerdoelen * wat is leren * sturingsconcepties |
|
Waarin verschillen studenten? (7) |
1. intelligentie 2. persoonlijkheid 3 leeftijd en ervaring 4 sekse (identiteit) 5 SES 6 culturele achtergrond 7 sociale competenties |
|
Wat is de relatie tussen docentfuncties en studentfuncties? Wat zijn de doceerfuncties? |
Spiegelen elkaar sterk
Proces functie: presenteren, verhelderen C Affectieve functie: motiveren, peda klimaat A regulatieve functie: sturen v/h leerproces R |
|
Wat is het model van zelfregulatie/ zelfsturing van Vermunt? |
Mate van zelf: laag gemiddeld hoog mate externe sturing: sterk-gedeeld-zwak |
|
Wanneer onstaat er dissonantie in de regulatie? |
Weinig differentiatie/ slechte integratie van leerconcept leerorientatie verwerkingstrategie |
|
Waarom dwingen scholen van betekenisgeving naar reproductie volgens Vermunt? |
geen aansluiting op leerconcept van student = affectieve frictie |
|
Waarin verschillen Biggs en Vermunt? |
Dimensie: BiGGS: intention + strategies = approach. VERMUNT: leerpatronen (zelfregulatie) Contextspecifiteit: BIGGS: omgeving bepaalt] VERMUNT: persoonlijk model Veranderlijkheid: BIGGS: direct op op omgeving VERMUNT: Groei en ontwikkeling |