• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/72

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

72 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Hoofdstuk 10 The regulation of internal body states
Module 10.1 Temperature regulation

1. Wat is homeostase?
Tendens om een variabele lichaamstoestand in de nabijheid van een setpoint te houden.
2. Wat is het primaire voordeel van een constante lichaamstemperatuur?
Het houdt het dier (incl. mens) klaar voor snelle, langdurige spieractiviteit, ook als de omgeving koud is.
3. Wat zijn de 2 redenen waarom wij een lichaamstemperatuur hebben van 37 graden i.p.v. een andere?
1. Omdat we onszelf beter kunnen opwarmen dan afkoelen, daarom is het beter dat we een temperatuur hebben die het dichtst ligt bij de hoogste omgevingstemperatuur waar we aan blootgesteld kunnen worden.

2. Het maakt dat we snel kunnen zijn in onze responsen. Echter vallen proteïne uiteen bij een temperatuur boven 40-41 graden.
4. Wat voor bewijs is er dat het preoptische gebeid onze lichaamstemperatuur beheerst?
Directe verwarming of koeling van dit gebied leidt tot rillen of zweten. Ook, beschadiging van dit gebied leidt tot verlies van fysiologische beheersing van temperatuur.
5. Hoe kan een dier zijn temperatuur regelen als het preoptische gebied beschadigd is?
Door gedrag, een warmere of koudere plek vinden.
6. Stel dat een medicijn interfereert met de prostaglandinesynthese. Welk effect zal dit hebben op koorts?
Het zal de koorts doen dalen (aspirine werkt op deze manier).
Module 10.2 Thirst

1. Als je vasopressin mist, zou je dan drinken als een bever of als een woestijndier?
Zoals een bever omdat je geen water vast kan houden.
2. Zal het toevoegen van zout aan het bloed de osmotische druk in de cellen doen toe- of afnemen?
Toenemen, omdat het water vanuit de cellen in het bloed trekt.
3. Wie zal een grotere voorkeur voor puur water hebben, iemand met osmotische of met hypovolemische dorst?
Met osmotische dorst.
Module 10.3 Hunger

1. Waarom gebruiken zuidoost-aziaten geen melk of melkproducten?
Zij kunnen melk producten niet goed verdragen omdat ze het lactase enzym missen. Dit metaboliseert de suiker in de melk.
2. Wat is het bewijs dat smaak niet voldoende is voor verzadiging?
Bij Sham-feeding van dieren – waarbij voedsel niet in de maag komt – blijven de dieren eten.
3. Wat is het bewijs dat maaguitrekking verzadiging geeft?
Als er een cuff opgeblazen wordt die verhinderd dat voedsel het duodenum inkomt, raakt het dier verzadigd.
4. Wat is het bewijs dat maaguitrekking niet nodig is voor verzadiging?
Dieren eten dezelfde hoeveelheid voedsel met of zonder opgeblazen cuff. Dus als voedsel de maag kan passeren en de maag dus niet uitrekt, treedt er ook verzadiging op.
5. Welke 2 mechanismen zet CCK (cholecystokinine) aan tot verhoging van de verzadiging?
1. CKK sluit de pylorus, waardoor de maag eerder vol is.
2. Neurale signalen vanuit de ingewanden zetten de hippocampus aan tot release van CCK als neuromodulator.
6. Waarom eten mensen met een laag insuline niveau zoveel? En waarom eten mensen met een hoog insulineniveau zoveel?
Laag niveau (diabetes) kunnen geen glucose de cel binnenbrengen en hebben daarom constant honger. Zij verliezen veel voedingstoffen in urine en feaces.

Hoog niveau: zetten veel glucose om in vet en glycogeen, dus kort na de maaltijd zakt de bloedsuiker spiegel al.
7. Wat gebeurt er met iemands hongergevoel als zowel insuline als glucagon spiegels hoog zijn?
Stijgende glucagonspiegels: opgeslagen glycogeen wordt omgevormd in glucose dat naar bloedbaan gaat. Bij eveneens hoge insulinespiegel: de glucose kan makkelijk de cellen in, dus de honger verdwijnt.
8. Wat is het gevolg van schade aan de cellen in de lateraal hypothalamus? Of schade aan de axonen die door de lateraal hypothalamus lopen.
Schade aan de cellen in de lateraal hypothalamus, cellen in de NTS (medulla) en voorhersenen reageren minder op smaak en andere stimuli van voedsel. Het eten zelf veroorzaakt geen aanmoediging, het insuline niveau zakt. Na schade aan de axonen wordt een dier minder opgewonden en minder actief.
9. Hoe verandert het eetpatroon bij schade in en rondom de ventromediaal hypothalamus?

Na schade aan de paraventricular nucleus?
Dieren met een beschadiging aan de ventromediaal hypothalamus gaan vaker eten. Dieren met schade aan de paraventricular nucleus gaat grotere maaltijden eten.
10. Waarom zijn leptin injecties waarschijnlijk minder helpvol bij mensen met overgewicht dan bij muizen met obese?
Mensen met overgewicht (in tegenstelling tot muizen met obese) produceren zelf leptin in hun lichaamsvet maar zijn ongevoelig hiervoor. Ook is er een gevaar voor diabetes bij grote hoeveelheden leptin.
11. Wat zou het resultaat zijn van medicijnen die NPY receptoren of CCK receptoren blokkeren?
Geblokkeerde NPY receptoren: vermindert voedselinname
Geblokkeerde CCK receptoren: toename van voedselintake.
10.1

1.
Hoe verschilt het idee allostase tav homeostase?
1. Homeostase is een reeks processen waarbij bepaalde lichaamsdelen hun variabelen houden binnen een vaste waarde van het lichaam wat nodig is om te functioneren. Bijv de temperatuur.

Allostase is een aanpassing van dat bereik, en past zich aan als de omstandigheden veranderen.
Je kan je lichaamstemparatuur behouden door te rillen, maar ook door:
-Kleren uit te doen.
-Meer actief te worden.
-Samenkruipen met anderen
2. Wat is het belangrijkste voordeel van een constante
hoge lichaamstemperatuur?
2. Het belangrijkste voordeel van een constante hoge lichaamstemperatuur is dat houdt het het dier klaar houdt voor snelle, langdurige spieractiviteit zelfs als de lucht koud is.
3. Waarom hebben we een temperatuur van 37 ° C (98 ° F) in plaats van een andere temperatuur?
3. Dieren hebben een voordeel als ze zo warm mogelijk zijn en dus zo snel mogelijk.

Echter, eiwitten verliezen stabiliteit bij temperaturen ver boven de 37 ° C (98 ° F).
Vanwege de nauwe relatie tussen het preoptic gebied en de anterieure hypothalamus, worden ze vaak behandeld als een enkel gebied, de preoptic gebied / anterior hypothalamus, of POA / AH.

De POA / AH bewaakt lichaamstemperatuur deels door controle van zijn eigen temperatuur.

4. Welk bewijs hebben we dat de POA / AH de lichaamstemperatuur regelt?
4. Directe koeling of verwarming van de POA / AH leidt tot rillingen of zweten. Ook schade er aan schaadt fysiologische controle van de temperatuur.
5. Hoe kan een dier lichaamstemperatuur te reguleren na schade aan de POA / AH?
5. Het kan de temperatuur reguleren door middel van gedrag, zoals door het vinden van een warmere of koelere plaats.
Bacteriële en virale infecties veroorzaken in het algemeen koorts, een verhoging van de lichaamstemperatuur. De koorts is geen onderdeel van de ziekte, het is onderdeel van de verdediging van het lichaam tegen de ziekte.

Wanneer bacteriën, virussen, schimmels of andere indringers het lichaam binnenvallen, mobiliseren leukocyten (witte bloedcellen) om aan te vallen.

De leukocyten laten namelijk wat vrij?
vrij kleine eiwitten genaamd cytokines vrij die de indringers aan vallen.

Cytokines.

Cytokinen stimuleren ook de nervus vagus, die signalen stuurt naar de hypothalamus geven en verhogen het vrijkomen van chemische stoffen genaamd prostaglandines.
6. Welk bewijs geeft aan dat koorts is een aanpassing is om tegen ziekte te vechten?
6. Het lichaam zal rillen of zweten om de verhoogde temperatuur te handhaven.

Ook, vissen, reptielen, en onvolwassen zoogdieren met infecties gebruiken gedrags middelen om hun temperatuur te verhogen tot een koortsachtig niveau.

Verder remt een matige koorts bacteriegroei en verhoogt de kans op overleven van een bacteriële infectie.
10.2 dorst

7.
Wij mensen variëren onze strategie afhankelijk van de omstandigheden. Als je niet genoeg kunt vinden om te drinken of als het water slecht smaakt, bespaar je
water door uitscheiding van meer geconcentreerde urine, je zweet daal...
10.2 dorst


Wij mensen variëren onze strategie afhankelijk van de omstandigheden. Als je niet genoeg kunt vinden om te drinken of als het water slecht smaakt, bespaar je
water door uitscheiding van meer geconcentreerde urine, je zweet daalt, en andere autonome reacties.

De posterior hypofyse (zie figuur 10.5) brengt een hormoon vasopressine, die de bloeddruk verhoogt door het vernauwen van de bloedvaten. (De term vasopressine komt van vasculaire druk.) De verhoogde druk helpt het verminderde volume te compenseren.

Vasopressine is ook bekend als:
antidiuretisch hormoon (ADH)

omdat het de nieren in staat stelt om water te reabsorberen uit urine en daarom maken de urine meer geconcentreerd. (Diurese betekent "Urineren.")
7.

7. Als u vasopressine miste, zou je dan drinken als een bever of als een woestijnrat?

Waarom?
7. Als u vasopressine (ADH) miste, zou je moeten drinken meer als een bever. Je zou veel vocht uitscheiden, dus je zou moeten drinken om het te compenseren.
De stoffen binnen en buiten een cel produceren een osmotische druk.

Hoe werkt dat?
Het is de neiging van water van een semipermeabel membraan van het gebied met een lage concentratie stoffen te vloeien.
8. Zou het toevoegen van zout aan extracellulaire vloeistoffen osmotische dorst verhogen in het lichaam of verlagen ?
8. Het toevoegen van zout aan de extracellulaire vloeistoffen zouden osmotische dorst doen toenemen omdat het water uit de cellen in de extracellulaire ruimten zou halen.
Hormonale reactie op hypovolemie
Hormonale reactie op hypovolemie
1 -Laag bloedvolume

2 -Nieren laten renine vrij in het bloed

3 -Eiwitten in bloed vormen angiotensine I

4 -Angiotensine I wordt omgezet in angiotensine II

5 -Angiotensine II vernauwt de bloedvaten en stimuleert de cellen in subfornicaal orgaan om te gaan te drinken
9. Wie zou meer puur water drinken?

Iemand met osmotische dorst of iemand met een hypovolemische dorst?
9. De persoon met osmotische dorst zou een sterkere voorkeur voor meer puur water hebben.

De gene met een hypovolemische dorst zou meer drinken als de oplossing zouten bevatte.
Wat doen vasopressin en angiotensin II ?
Net als vasopressine, vernauwt angiotensine II de bloedvaten, om de daling van de bloeddruk te compenseren
Hoe werkt het brein om osmotische druk te detecteren?
-Door de informatie van receptoren in het derde ventrikel
-De bloed-hersenbarrière helpt de cellen te controleren van de inhoud van het bloed.

Deze gebieden zijn belangrijk voor het detecteren osmotische druk en het zoutgehalte van het bloed onder de OVLT

-De hersenen krijgt ook informatie van receptoren in de maag die hoge niveaus detecteren van natrium, waardoor
de hersenen op een osmotische kunnen anticiperen voordat de rest van de lichaam het eigenlijk ervaart.

-Receptoren in de OVLT de subfornicaal orgaan, de maag,
en elders geven hun informatie door aan verschillende delen van de hypothalamus, zoals de nucleus en supraoptic
paraventricular nucleus (PVN), die de snelheid controleren waarop de hypofyse vasopressine vrij laat.
SAMENVATTING

1. Verschillende soorten zoogdieren zijn geëvolueerd en verschillen in manieren van handhaving van water in het lichaam, variërend van frequent drinken (bevers) tot extreme behoud van vloeistoffen (woestijnratten). Mensen veranderen hun strategie, afhankelijk van de beschikbaarheid
van aanvaardbare vloeistoffen.

2. Een toename van de osmotische druk van het bloed trekt water uit cellen, osmotische dorst. Neuronen in de OVLT, een gebied grenzend aan de derde ventrikel, detecteren veranderingen in de osmotische druk en stuurt informatie naar de hypothalamus gebieden die verantwoordelijk zijn voor vasopressine secretie en te drinken.

3. Verlies van bloedvolume veroorzaakt hypovolemische dorst. Dieren met een hypovolemische dorst drinken meer water die zoute stoffen bevat dan zuiver water.

4. Hypovolemische dorst wordt geactiveerd door het hormoon angiotensine II, die toeneemt wanneer de bloeddruk daalt.


5. Verlies van natrium zouten uit het lichaam triggert natrium-specifieke verlangens.
1. Verschillende soorten zoogdieren zijn geëvolueerd en verschillen in manieren van handhaving van water in het lichaam, variërend van frequent drinken (bevers) tot extreme behoud van vloeistoffen (woestijnratten). Mensen veranderen hun strategie, afhankelijk van de beschikbaarheid
van aanvaardbare vloeistoffen.

2. Een toename van de osmotische druk van het bloed trekt water uit cellen, osmotische dorst. Neuronen in de OVLT, een gebied grenzend aan de derde ventrikel, detecteren veranderingen in de osmotische druk en stuurt informatie naar de hypothalamus gebieden die verantwoordelijk zijn voor vasopressine secretie en te drinken.

3. Verlies van bloedvolume veroorzaakt hypovolemische dorst. Dieren met een hypovolemische dorst drinken meer water die zoute stoffen bevat dan zuiver water.

4. Hypovolemische dorst wordt geactiveerd door het hormoon angiotensine II, die toeneemt wanneer de bloeddruk daalt.


5. Verlies van natrium zouten uit het lichaam triggert natrium-specifieke verlangens.
10.3 Honger.

10. Welk genetisch verschil is het belangrijkste voor varianten
in voorliefde van het drinken van melk op volwassen leeftijd?
10. Voorliefde van het drinken van melk op volwassen leeftijd hangt grotendeels af van een gen die het vermogen beheert lactose te verteren, de belangrijkste suiker in melk.
conditioned taste aversion

Geconditioneerde smaakaversie is:
Het is een fenomeen dat na slechts een enkele koppeling van voedsel met ziekte vaak optreedt, zelfs indien de ziekte kwam na een uur van het eten.

In feite, zal u bij dat voedsel ongemak voelen, zelf al weet u dat het vervelende gevoel van rit in een achtbaan in het pretpark kwam.
11. Wat is het bewijs dat de smaak niet voldoende is voor verzadiging?
11. Wanneer dieren sham-voeding (en het eten lekken uit hun spijsverteringsstelsel systeem), kauwen en proeven ze van hun eten, maar raken niet verzadigd.
12. Wat is het bewijs dat de maag uitzetting voldoende is voor
verzadiging?
12. Als een cuff is bevestigd aan de verbinding tussen de maag en duodenum zodat voedsel de maag niet kan verlaten, raakt een dier verzadigd als de maag vol is.
13. Wat zijn twee mechanismen waarop de hormoon CCK (cholecystokinin) verzadiging verhoogt ?
13. Wanneer de twaalfvingerige darm is opgezwollen, laat hij CCK (cholecystokinin) vrij, die de sluitspier tussen de maag en de twaalfvingerige darm sluit.

CCK (cholecystokinin) verhoogt dus de snelheid waarmee de maag uitzet.

Ook, activeren neurale signalen van de darmen bepaalde cellen in de hypothalamus en laten CCK (cholecystokinin) vrij als een neurotransmitter, en receptoren. Op deze wijze wordt verminderde behoefte aan voeding geactiveerd.
Welke twee hormonen regelen de uitscheiding van glucose?
-Insuline
-Glucagon

Insuline maakt het mogelijk glucose de cellen in te komen, behalve hersencellen, daar heeft glucose geen insuline voor nodig.

Glucagon stimuleert de lever om een deel van de opgeslagen glycogeen om te zetten in glucose om te lage voorraden aan te vullen in het bloed.
14. Waarom eten mensen met een zeer laag insulinegehalte zo veel?

Waarom eten mensen met een constant hoog insuline niveau
zo veel?

15. Wat zou er gebeuren om iemands eetlust als insuline niveaus en glucagon niveaus waren beide hoog?


15. Wanneer glucagon niveaus stijgen, opgeslagen glycogeen wordt omgezet in glucose, die het bloed binnenkomt. Als insuline niveaus hoog ook, de glucose in het bloed kan vrij om alle cellen te voeren. Dus het resultaat zou verminderde eetlust.
14. Degenen met zeer lage niveaus, zoals bij diabetes, daar kan glucose niet hun cellen binnen en daarom hebben ze voortdurend honger.

Ze verliezen veel van hun voeding in de urine en ontlasting.

Degenen met een constant hooge niveau zetten veel van hun glucose om in vet en glycogeen, dus binnen een korte tijd na een maaltijd daalt de spiegel van de glucose in het bloed.
16. Waarom zijn leptine injecties minder nuttig voor de mensen met overgewicht dan bij muizen met de obesitas-gen?
16. Bijna alle mensen met overgewicht produceren leptine in verhouding tot lichaamsvet (meer dus). Ze zijn er echter blijkbaar ongevoelig voor.
17. Noem drie hormonen die een verzadigd gevoel geeft en een die de honger doet toenemen.
17. Insuline, CCK, en leptine verhogen verzadiging. Ghreline verhoogt de honger.
18. Welke neuropeptide uit de arcurate nucleus naar de paraventriculaire nucleus is het belangrijkste voor verzadiging?
18. melanocortin (of een melanocyten stimulerend hormoon)
Axonen van de laterale hypothalamus wijzigen:
Axonen van de laterale hypothalamus wijzigen:
Axonen van de laterale hypothalamus wijzigen: 

-activiteit in verschillende andere hersengebieden, 
-het veranderd  de reactie op de smaak, 
-het vergemakkelijkt de inname en slikken, 
-en het vergroot voedsel-zoekend gedrag. 

Ook (niet g...
Axonen van de laterale hypothalamus wijzigen:

-activiteit in verschillende andere hersengebieden,
-het veranderd de reactie op de smaak,
-het vergemakkelijkt de inname en slikken,
-en het vergroot voedsel-zoekend gedrag.

Ook (niet getoond), de laterale hypothalamus regelt maagafscheidingen.
19. Op welke manieren vergemakkelijkt de laterale hypothalamus voeden?
19. Activiteit van de laterale hypothalamus

-verbetert smaak,
-verbetert corticale reacties op voedsel,
-en verhoogt de afscheiding van insuline en spijsverteringssappen.
20. Op welke manier verhoogd het eetpatroon na schade in en rond de ventromedial hypothalamus?

Na schade aan de paraventriculaire kern?
20. Dieren met schade aan de hypothalamus ventromedial eten meer frequente maaltijden.

Dieren met schade aan de paraventriculaire nucleus van de hypothalamus eten grotere maaltijden.
Gebied van de Hypothalamus en het Effect van laesie/schade


Preoptic gebied
Tekort in fysiologische mechanismen van temperatuurregeling

Laterale preoptic gebied
Tekort in osmotische dorst gedeeltelijk te wijten aan schade aan cellen en deels om een ​​onderbreking van passerende axonen

Laterale hypothalamus
Te weinig eten, gewichtsverlies, lage insuline niveau (als gevolg van schade aan cellichamen); onderprikkeling, underresponsiveness (als gevolg van schade aan passerende axons)

Ventromedial hypothalamus
Verhoogde maaltijd frequentie, gewichtstoename, hoge insulineniveau

Paraventriculaire nucleus
Verhoogde maaltijd grootte, met name verhoogde inname van koolhydraten tijdens de eerste maaltijd van de actieve periode van de dag
Gebied van de Hypothalamus en het Effect van laesie/schade


Preoptic gebied
Tekort in fysiologische mechanismen van temperatuurregeling

Laterale preoptic gebied
Tekort in osmotische dorst gedeeltelijk te wijten aan schade aan cellen en deels om een ​​onderbreking van passerende axonen

Laterale hypothalamus
Te weinig eten, gewichtsverlies, lage insuline niveau (als gevolg van schade aan cellichamen); onderprikkeling, underresponsiveness (als gevolg van schade aan passerende axons)

Ventromedial hypothalamus
Verhoogde maaltijd frequentie, gewichtstoename, hoge insulineniveau

Paraventriculaire nucleus
Verhoogde maaltijd grootte, met name verhoogde inname van koolhydraten tijdens de eerste maaltijd van de actieve periode van de dag
21. Waarom begon Pima met het verzamelen van gewicht in het midden van de jaren 1900?
21. Ze veranderden van een dieet van lokale planten die allen in het seizoen beschikbaar waren naar een calorierijk dieet dat het hele jaar beschikbaar was.
22. In een studie, waar ratten minder calorieën yoghurt aten, kregen ze meer gewicht dan die die de meer-calorische type. Welke verklaring werd voorgesteld?
22. De ratten werd afgeleerd dat meer suiker meer energie betekent en dus stopten met compenseren na het eten van andere zoetigheden.
23. Onderzoekers hebben veel afwijkingen van de chemie van de hersenen bij mensen met anorexia nervosa of boulimia nervosa gevonden. Waarom geloven ze niet dat deze afwijkingen veroorzaakt worden door anorexia of boulimia?
23. Als mensen herstellen van anorexia of boulimia, herstelt de chemie van de hersenen terug naar normale niveaus.
24. Welk bewijs van ratten suggereert dat boulimia lijkt op een verslaving?
24. Ratten die wisselden tussen het onthouden van voedsel en een zeer zoet dieet aten er geleidelijk meer en meer van, en ze reageerden op ontneming van de zoete voeding met hoofd schudden en klappertanden, zoals de symptomen van morfine terugtrekking.
1. Hoe verschilt het idee van alleostase van homeostase?
1. Homeostase is een verzameling van processen die bepaalde lichaam variabelen binnen een vaste conditie houden. Allostasis is een aanpassing van die set points als de omstandigheden veranderen.
2. Wat is het belangrijkste voordeel van het handhaven van een constante hoge lichaamstemperatuur?
2. Het belangrijkste voordeel van een constant hoge lichaamstemperatuur is dat het dier klaar is voor snelle, langdurige spieractiviteit en zelfs houdt als de lucht koud is.
3. Waarom hebben we een temperatuur van 37° C (98° F) in plaats van een andere temperatuur?
3. Dieren hebben voordeel bij zo warm als mogelijk zijn en daarom zo snel mogelijk zijn. Echter, verliezen proteinen hun stabiliteit bij temperaturen ver boven 37° C (98° F).
6. Wat voor bewijs geeft aan dat koorts een aanpassing is aan de bestrijding van de ziekte?
6. Het lichaam zal rillen en zweten om de temperatuur te behouden. Ook, vissen, reptielen en onvolwassen zoogdieren met infecties gebruiken gedrags middelen om hun temperatuur naar een koortsig niveau te krijgen. Bovendien remt een gematigde koorts de groei van bacteriën en verhoogt het de kans op overleven een bacteriële infectie.
7. Als het u aan vasopressine ontbrak, zou je dan drinken als een bever of als een woestijnrat? Waarom?
Als het u ontbrak aan vasopressine, zou u meer drinken zoals een bever. U zou veel vocht uitscheiden, zodat u zou moeten drinken om met een gelijke hoeveelheid te vervangen.
8. Zou het toevoegen van zout aan de extracellulaire lichaamsvloeistoffen osmotische dorst vergroten of verkleinen?
8. Het toevoegen van zout aan de extracellulaire lichaamsvloeistoffen zou osmotische dorst verhogen omdat het water uit de cellen in de extracellulaire ruimten trekken zou.
9. Wie zou meer zuiver water drinken — iemand met osmotische dorst of iemand met hypovolemische dorst?
9. De persoon met osmotische dorst zou hebben een sterkere voorkeur voor zuiver water. Degene met hypovolemische dorst zou meer drinken als de oplossing zouten bevatte.
Module 10.3 Hunger
10. Welk genetische verschil is het meest belangrijk voor de voorkeur van het drinken van melk in volwassenheid?
10. Waarschijnlijkheid is het drinken van melk in volwassenheid grotendeels afhankelijk van een gen die de mogelijkheid om lactose te verteren bepaalt, de belangrijkste suiker in melk.
11. Wat is het bewijs dat smaak is niet voldoende voor verzadiging?
11. Wanneer dieren sham-feed (en het voedsel uit hun spijsverteringsstelsel lekt), kauwen ze en proeven ze hun voedsel maar raken niet verzadigd.
12. Wat is het bewijs dat maag zwelling voldoende voor verzadiging is?
12. Indien een cuff is aangesloten op de kruising tussen de maag en de twaalfvingerige darm zodat voedsel niet de maag kan verlaten, wordt een dier verzadigd wanneer de maag vol is.
13. Wat zijn twee mechanismen waarmee CCK (het hormoon Cholecystokinine ) verzadiging verhoogt?
13. Wanneer de twaalfvingerige darm opgezwollen is, laat het (het hormoon Cholecystokinine ) CCK (het hormoon Cholecystokinine) vrijkomen, waardoor de spier tussen de maag en de twaalfvingerige darm wordt gesloten.

CCK (het hormoon Cholecystokinine ) verhoogt daarop de hoeveelheid waaop de maag uitzet. Ook, neurale signalen van de darmen veroorzaken dat bepaalde cellen in de hypothalamus CCK(het hormoon Cholecystokinine) als een neurotransmitter loslaten, en op de receptoren, triggerd het verminderd gaan eten.
14. Waarom eten mensen met zeer lage insulineniveaus zo veel?

Waarom eten mensen met constant hoge niveaus zo veel?
14. Mensen met een zeer laag insulineniveau, zoals diabetes, kunnen geen glucose in hun cellen krijgen, en daarom hebben zij voortdurend honger. Ze geven veel van hun voeding af in de urine en ontlasting. Degenen met een constant hoge insuline niveau zetten een groot deel van hun glucose om in vet en glycogeen, zodat binnen een korte tijd na een maaltijd, de aanmaak van bloedglucose daalt.
15. Wat zou gebeuren met iemands eetlust als niveaus van de insuline en glucagon niveaus beide hoog waren?
15. Wanneer glucagon niveaus stijgen, wordt opgeslagen glycogeen omgezet in glucose, die het bloed terecht komt. Als insulineniveaus ook hoog zijn, is de glucose in het bloed vrij de cellen in te gaan. Dat zou leiden tot verminderde eetlust.
16. Waarom zijn leptin injecties minder nuttig voor de meeste te zware mensen dan voor muizen met het obesitas/zwaarlijvigheids gen?
16. Bijna alle mensen met overgewicht produceren leptin naar ratio van hun lichaamsvet. Veel dus. Nochtans, zijn zij er blijkbaar ongevoelig voor. Daarnaast verhogen overtollige leptine niveaus het risico op diabetes en andere medische problemen.
17. Noem drie hormonen die verzadiging verhogen en een die honger verhoogt.
17. Insuline, CCK en Leptine verhogen de verzadiging. Ghreline verhoogt honger.
18. Welke neuropeptide van de nucleus arcuate aan de paraventricular nucleus is het meest belangrijk voor verzadiging?
18. melanocortin (of -Melanocyt-stimulerend hormoon)
19. Op welke manier vergemakkelijken de laterale hypothalamus eten?
19. Activiteit van de laterale hypothalamus verbetert smaak, verbetert de corticale reacties op voedsel, en verhoogt de afscheiding van insuline en spijsverteringssappen.