• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/40

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

40 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Hoofdstuk 8 Movement
Module 8.1 The control of movement

1. Waarom kunnen oogspieren met grotere precisie bewegen dan de bicepsspier?
Elke axon naar de biceps innerveert ong. 100 vezels, daarom is het niet mogelijk om de beweging te veranderen met een paar vezels meer of minder. een axon naar de oogspier innerveert slechts ong. 3 vezels.
2. Hoe helpt een acetylcholinesterase blokker een patiënt met myasthenia gravis?
Deze patiënten hebben minder receptoren en hebben extra acetylcholine nodig om normaal te kunnen bewegen. Acetylcholinesterase breekt acetylcholine af nadat het een receptor van de spier heeft geactiveerd. Door achetylcholinesterase te blokkeren wordt de acetylcholine hoeveelheid verhoogt.
3. Hoe kunnen vissen snel zwemmen in zowel koud als warm water, wetend dat een spier in warm water beter contraheert?
In koud water rekruteert een vis meer spieren om te compenseren voor het feit dat in koud water de spieren minder krachtig contraheren.
4. Op welke manier zijn vissenbewegingen belemmerd in koud water?
Hoewel ze snel kunnen zwemmen in koud water, raken ze sneller vermoeid.
5. Waarom is een ultramaratholoper waarschijnlijk slecht in korte afstandslopen?
Omdat hij een grote hoeveelheid slow-switch vezels heeft opgebouwd ten kosten van de fast-switch vezels. Daarom is uithoudingsvermogen groot, maar snelheid niet.
6. Als je je arm recht voor je uitstrekt en iemand duwt hem iets naar beneden, komt hij weer terug in positie. Wat veroorzaakt dit?
De spindle spier.
7. Wat is de functie van het Golgie tendon orgaan?
Het reageert op verhoging in spierspanning en voorkomt te plotselinge hoge spierspanning, is dus een soort schokdemper.
Module 8.2 Brain mechanisms of movement

1. Hoe dragen onderdelen bij aan beweging
Posterior parietal Cortex?
Lokaliseert objecten en bepaalt de positie van ons lichaam t.o.v. de buitenwereld.

Prefrontal Cortex?
Reageert op zintuiglijke signalen die lijden tot een beweging, hierbij horen ook de signalen voor bewegingen die gemaakt worden na een vertraging.

Premotor Cortex?
Meest actief tijdens de voorbereidingen voor een beweging en is minder actief tijdens de beweging zelf. Reageert ook vooral op sensorische visuele stimuli van objecten bij de hand of gezicht.

Supplementaire motor cortex?
Meest actief tijdens voorbereiding voor snelle series van bewegingen , zoals, duwen, trekken en het draaien van een stick. (typen, dansen).

2. Welke soorten van beweging worden gecontroleerd door
dorsolaterale pad?
Gedetailleerde bewegingen in periferie aan de contralaterale zijde van het lichaam.
Ventromediale pad?
Controleert torsospieren bilateraal.

3. Beschrijf Purkinje cellen?
Purkinje cellen zijn erg plat in sequentiële vlakken.

4. Hoe zijn de parallelle vezels gearrangeerd?
De parallelle vezels zijn axonen die parallel aan elkaar zijn maar perpendiculair aan de vlakken van de Purkinje cellen.

5. Wat is het effect van veel actieve parallelle vezels?
Acite potentialen in afwisselende aantallen van parallelle vezels prikkelt 1 Purkinje cel na een ander. Elk van deze Purkinje cellen zenden een inhiberende boodschap naar cellen in de kern van het cerebellum en de vestibulaire kern in de hersenstam, die informatie zenden naar het middenhersenen en de thalamus.
Hoe meer cellen actief hoe langer de Purkinje cellen actief zijn.

6. Wat heeft veel invloed op de activiteit van Purkinje cellen?
Duration of kracht?
Duration = lengte, tijdsduur.

7. Hoe verschilt de functie van de basale ganglia van het cerebellum?
Het cerebellum is belangrijk voor timing, richten en foutcorrecties (gebruikt hierbij feedback voor verdere gedragingen). Basale ganglia dragen bij aan het maken van een correcte beweging en aan inhibitie van een inadequate beweging.

Module 8.3 Disorders of movement

1. Lijken eeneiige tweelingen meer op elkaar dan twee-eiige tweelingen bij het krijgen van vroege Parkinson? En late? Weke conclusie kun je trekken?
Een eeneiige tweeling waarvan de een Parkinson ontwikkelt vóór het 50ste jaar, geeft de andere zeer grote kans om ook Parkinson te krijgen. Als de ziekte na het 50ste jaar optreedt, heeft de ander net zoveel kans als niet-tweelingen. Bij twee-eiige tweelingen is de kans eveneens net zo groot of klein als bij niet tweelingen. Alleen vroege Parkinsons heeft genetische trekken.

2. Welke invloed heeft MPTP op Parkinson? En roken?
MPTP kan Parkinson geven (vuile lucht of water). Roken verkleint de kans op Parkinson.

3. Verklaar hoe L-dopa de symptomen van Parkinson kan verlichten.
L-dopa dringt de hersenen binnen waar het wordt omgezet in dopamine. Daar vult het dus de verminderde voorraad van deze neurotransmitter aan.

4. Wat is teleurstellen aan de behandeling met L-dopa?
Niet iedere patiënt reageert er op, behandeling heeft geen langdurig effect omdat het het vernietigen van dopamine niet tegengaat. Bij ernstige vormen van Parkinson heeft het ernstige bijwerkingen.

5. Wat zijn andere behandelmogelijkheden?
Anti-oxydanten.
Medicamenten die dopmanie receptoren stimuleren.
Glutamate blokkers (weinig dopamine = veel glutamate)
Medicamenten die apoptosis (geprogrammeerde celdood) verminderen.
Hoogfrequente elektrische stimulatie van de globus pallidus die hierdoor inactiever wordt (vooral bij tremoren).
Chirurgisch ingrijpen in globus pallidus. Nadeel irreversibel en riskant.
Neuronen transplanteren uit (geaborteerde) foetussen.

6. Wat is een presymptomatische test?
Een test als men nog geen symptomen heeft maar om te kijken of men deze uiteindelijk wel zal krijgen.

7. Hoe kan Huntington ziekte worden voorspelt en ook op welke leeftijd?
Door onderzoek van chromosoom 4. Het aantal opeenvolgende paren C-A-G tellen. Kleiner dan 36 krijg je geen Huntingtion. Hoe meer paren des te eerder krijg je Huntington.
Prefrontal Cortex?
Reageert op zintuiglijke signalen die lijden tot een beweging, hierbij horen ook de signalen voor bewegingen die gemaakt worden na een vertraging.
Premotor Cortex?
Meest actief tijdens de voorbereidingen voor een beweging en is minder actief tijdens de beweging zelf. Reageert ook vooral op sensorische visuele stimuli van objecten bij de hand of gezicht.
Supplementaire motor cortex?
Meest actief tijdens voorbereiding voor snelle series van bewegingen , zoals, duwen, trekken en het draaien van een stick. (typen, dansen).
2. Welke soorten van beweging worden gecontroleerd door dorsolaterale pad?
Gedetailleerde bewegingen in periferie aan de contralaterale zijde van het lichaam.
Ventromediale pad?
Controleert torsospieren bilateraal.
3. Beschrijf Purkinje cellen?
Purkinje cellen zijn erg plat in sequentiële vlakken.
4. Hoe zijn de parallelle vezels gearrangeerd?
De parallelle vezels zijn axonen die parallel aan elkaar zijn maar perpendiculair aan de vlakken van de Purkinje cellen.
5. Wat is het effect van veel actieve parallelle vezels?
Acite potentialen in afwisselende aantallen van parallelle vezels prikkelt 1 Purkinje cel na een ander.

Elk van deze Purkinje cellen zenden een inhiberende boodschap naar cellen in de kern van het cerebellum en de vestibulaire kern in de hersenstam, die informatie zenden naar het middenhersenen en de thalamus.

Hoe meer cellen actief hoe langer de Purkinje cellen actief zijn.
6. Wat heeft veel invloed op de activiteit van Purkinje cellen? Duration of kracht?
Duration = lengte, tijdsduur.
7. Hoe verschilt de functie van de basale ganglia van het cerebellum?
Het cerebellum is belangrijk voor timing, richten en foutcorrecties (gebruikt hierbij feedback voor verdere gedragingen).

Basale ganglia dragen bij aan het maken van een correcte beweging en aan inhibitie van een inadequate beweging.
Module 8.3 Disorders of movement

1. Lijken eeneiige tweelingen meer op elkaar dan twee-eiige tweelingen bij het krijgen van vroege Parkinson? En late? Weke conclusie kun je trekken?
Een eeneiige tweeling waarvan de een Parkinson ontwikkelt vóór het 50ste jaar, geeft de andere zeer grote kans om ook Parkinson te krijgen.

Als de ziekte na het 50ste jaar optreedt, heeft de ander net zoveel kans als niet-tweelingen. Bij twee-eiige tweelingen is de kans eveneens net zo groot of klein als bij niet tweelingen. Alleen vroege Parkinsons heeft genetische trekken.
2. Welke invloed heeft MPTP op Parkinson? En roken?
MPTP kan Parkinson geven (vuile lucht of water). Roken verkleint de kans op Parkinson.
3. Verklaar hoe L-dopa de symptomen van Parkinson kan verlichten.
L-dopa dringt de hersenen binnen waar het wordt omgezet in dopamine. Daar vult het dus de verminderde voorraad van deze neurotransmitter aan.
4. Wat is teleurstellen aan de behandeling met L-dopa?
Niet iedere patiënt reageert er op, behandeling heeft geen langdurig effect omdat het het vernietigen van dopamine niet tegengaat. Bij ernstige vormen van Parkinson heeft het ernstige bijwerkingen.
5. Wat zijn andere behandelmogelijkheden?
Anti-oxydanten.
Medicamenten die dopmanie receptoren stimuleren.

Glutamate blokkers (weinig dopamine = veel glutamate)
Medicamenten die apoptosis (geprogrammeerde celdood) verminderen.

Hoogfrequente elektrische stimulatie van de globus pallidus die hierdoor inactiever wordt (vooral bij tremoren).

Chirurgisch ingrijpen in globus pallidus. Nadeel irreversibel en riskant.

Neuronen transplanteren uit (geaborteerde) foetussen.
6. Wat is een presymptomatische test?
Een test als men nog geen symptomen heeft maar om te kijken of men deze uiteindelijk wel zal krijgen.
7. Hoe kan Huntington ziekte worden voorspelt en ook op welke leeftijd?
Door onderzoek van chromosoom 4. Het aantal opeenvolgende paren C-A-G tellen. Kleiner dan 36 krijg je geen Huntingtion. Hoe meer paren des te eerder krijg je Huntington.
1. Waarom kunnen de oog spieren zich met grotere precisie verplaatsen dan de biceps spieren?
1. Elke axon naar de biceps spieren stimuleert over de honderd vezels; Daarom is het niet mogelijk om die te veranderen door slechts een paar vezels. In tegenstelling daarvan heeft een axon naar de oog spieren heeft slechts ongeveer drie vezels.
3. Eende borst spieren zijn rood ("donkere vlees"), overwegende dat kipfilet spieren wit zijn. Welke soorten kan waarschijnlijk voor een langere tijd zonder vermoeiend doorvliegen?
3. Eenden kunnen enorme afstanden aflegen zonder duidelijk vermoeidheid, zoals ze vaak tijdens de treke doen. De witte spier van een kippe-borst heeft de grote kracht die is noodzakelijk om hun zware lichaam van de grond te krijgen, maar wordt snel moe snel. Kippen vliegen zelden.
1. Waarom kunnen de oog spieren zich met grotere precisie verplaatsen dan de biceps spieren?
1. Elke axon naar de biceps spieren stimuleert over de honderd vezels; Daarom is het niet mogelijk om die te veranderen door slechts een paar vezels.

In tegenstelling daarvan heeft een axon naar de oog spieren heeft slechts ongeveer drie vezels.
2. Op welke manier ondervinden beperkingen vis bewegingen in koud water?
2. Hoewel een vis zich snel in koud water verplaatsen kan, wordt hij snel moe.
3. Eende borst spieren zijn rood ("donkere vlees"), overwegende dat kipfilet spieren wit zijn. Welke soorten kan waarschijnlijk voor een langere tijd zonder vermoeiend doorvliegen?
3. Eenden kunnen enorme afstanden afleggen zonder duidelijk vermoeidheid, zoals ze vaak tijdens de trek doen. De witte spier van een kippe-borst heeft de grote kracht die is noodzakelijk om hun zware lichaam van de grond te krijgen, maar wordt snel moe snel. Kippen vliegen zelden.
4. Waarom is een ultramarathoner zoals Bertil Järlaker waarschijnlijk niet indrukwekkend op korte afstand races?
4. Een ultramarathoner bouwt grote aantallen van slow-twitch fibers op ten koste van de fast-twitch vezels. Daarom, is hun uithoudingsvermogen groot, maar maximale snelheid is dat niet.
7. Wat voor bewijs geeft aan dat corticale activiteit het "idee" vertegenwoordigt van de beweging en niet alleen de spiersamentrekkingen?
7. De activiteit in de motorschors leidt tot een bepaalde uitkomst, zoals beweging van de hand naar de mond, ongeacht welke spiersamentrekkingen nodig zijn gezien de huidige locatie van de hand.
9. Wanneer deskundige pianisten bekende, goed geoefend muziek beluisteren, stellen ze de vinger bewegingen voor, en de vingerzone van hun motorische cortex wordt actief, zelfs als ze niet hun vingers bewegen. Als we die neuronen als een ander soort spiegel neuron beschouwen, wat vertellen deze resultaten ons over de oorsprong van spiegelneuronen?
9. Deze neuronen moeten deze eigenschappen via ervaring verworven hebben. Dat wil zeggen, ze maakten het niet mogeloijk voor de pianist om te copieeern wat hij horde, Ze ontwikkelde pas nadat de pianist leerde om te kopiëren wat hij hoorde.
10. Leg Het bewijs uit dat iemands bewuste beslissing om te bewegen niet leidt tot de beweging.
10. Onderzoekers hebben reacties gemeten in de cortex van de mensen die konden voorspellen wat de komende reactie zou worden. Deze reacties in de cortex traden eerder op dan dat mensen een signaal aangaven dat ze een beslissing hadden genomen.
11. Wat voor soort bewegingen bestuurt de laterale tractus(pad)? En de mediale tractus (pad)?
11. De laterale tractus bestuurd/controleert gedetailleerde bewegingen in de periferie aan de contralaterale kant van het lichaam.
(Bijvoorbeeld, de laterale tractus van de linker hemisfeer bepaalt de rechterkant van het lichaam.) De mediale tractus bestuurd romp bewegingen bilateraal.
12. Wat voor soort perceptuele taak zou het meest worden geschaad door schade aan het cerebellum?
12. Schade aan het cerebellum schaadt perceptuele taken die afhangen van nauwkeurige timing.
13. Hoe zijn de parallelle vezels gerangschikt ten opzichte van elkaar en te opzichte van Purkinje cellen?
13. De parallelle vezels zijn parallel aan elkaar en staan loodrecht op de oppervlakte en van de Purkinje-cellen.
14. Als een groter aantal parallelle vezels actief zijn, wat is het effect op de gezamenlijke productie van de Purkinje cellen?
14. Als een groter aantal parallelle vezels actief geworden, verhogen het Purkinje cellen hun duur van een reactie.
15. Waarom leidt schade aan de basale ganglia tot onvrijwillige bewegingen?
15. Uitvoer van de basale ganglia naar de thalamus laat de remmende stof GABA los. Normaliter produceren de basale ganglia gestage uitvoer van gaba en remt alle bewegingen of alle behalve degene die zijn geselecteerd op een x moment. Na schade aan de basale ganglia ontvangen de thalamus, en dus de cortex, minder remming (geen GABA). Dus produceren ze ongewenste acties.
16. Wat voor soort leren is meest sterk afhankelijk van de basale ganglia?
16. De basale ganglia zijn essentieel voor het leren van motorische gewoonten die moeilijk te beschrijven zijn in woorden zoals het maken van een stropdas. Dat doet men na oefening automatisch.