Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
24 Cards in this Set
- Front
- Back
Wat is cultuur? |
Cultuur is de door mensen gemaakte omgeving van een populatie. |
|
Wat is ecologie? |
Ecologie is de niet-culturele omgeving van een populatie (bijv. ligging, klimaat, plantenpopulaties), die echter deels ook door mensen wordt bepaald. |
|
Wat is de genpool van een populatie? |
De genpool van een populatie is het geheel van alle genen van de leden van de populatie. Populaties kunnen verschillen in hun ecologie, hun cultuur en hun genpool. |
|
De verdeling van persoonlijkheidstrekken kan tussen populaties variëren. Om welke redenen kan dat? Benoem er drie. |
1. genetische redenen 2. ecologische redenen 3. culturele redenen |
|
Hoeveel procent van de verschillen tussen mensen in genmarkers (bijv. bloedgroep, huidskleur of vorm van de ogen) berust op interne verschillen van populaties? |
Ca. 85%. De genetische verschillen binnen populaties zijn aanzienlijk groter dan de genetische verschillen tussen populaties onderling.
De reden hiervoor: de huidige mensheid is biologisch gezien één soort en is vermoedelijk voortgekomen uit migratiebewegingen van kleine oorspronkelijke populaties uit Oost-Afrika. |
|
Hoe sterk populaties op het gebied van persoonlijkheidstrekken genetisch van elkaar verschillen, is omstreden. Is deze stelling juist? |
Ja. |
|
De indeling van mensen in '..1..' is zowel wetenschappelijk als '..2..' gezien problematisch. |
1. rassen 2. politiek |
|
In welke drie hoofdrassen wordt er meestal onderscheid gemaakt? |
1. blank 2. zwart 3. mongoloïde |
|
Het raspconcept is een heel problematisch punt als ras gekoppeld wordt aan...? |
sociale status. |
|
I. Genetische verschillen zijn binnen populaties kleiner dan tussen populaties.
II. Rassenverschillen binnen en tussen populaties zouden genetisch en omgevingsgerelateerd kunnen zijn of door gen-omgevingsinteracties kunnen worden bepaald.
A. Stelling I is juist, stelling II is onjuist B. Stelling I is onjuist, stelling II is juist C. Beide stellingen zijn juist D. Beide stellingen zijn onjuist |
B |
|
De betekenis van een opgave in een intelligentietest hangt af van...? |
de cultuur. Daarom kunnen opgaven die binnen de ene cultuur valide zijn, binnen een andere invalide zijn. |
|
Ook grote culturele verschillen in competenties kunnen uitsluitend berusten op een verschil in training in de betreffende prestaties. Is deze stelling juist? |
Ja. |
|
Wat is een criterium dat vaak wordt gebruikt voor de vergelijkbaarheid van culturen in persoonlijkheidsdomeinen? |
Een criterium dat vaak wordt gebruikt voor de vergelijkbaarheid van culturen in persoonlijkheidsdomeinen is de correlatieve structuur van deze domeinen. |
|
In verschillende culturen correleerden subtests op een vergelijkbare manier, wat wil dat zeggen over de g-factor? |
Dat wil zeggen dat er een overkoepelende g-factor voor algemene intelligentie is. |
|
Intelligentie kent zes dimensies die als cultureel universeel worden beschouwd. Welke zijn dat? |
1. logisch denken 2. verbale capaciteiten 3. ruimtelijk waarnemingsvermogen 4. numerieke capaciteiten 5. geheugencapaciteiten 6. snelheid |
|
Op het niveau van afzonderlijke items zijn er tussen populaties echter aanzienlijke afwijkingen in de '..1..' structuur. Dat wil zeggen dat afzonderlijke items vaak heel sterk van de '..2..' afhangen. |
1. correlatieve 2. cultuur |
|
Ondanks een duidelijke culturele invloed op de intelligentieprestatie kan intelligentie tussen culturen onderling worden vergeleken, mits '...' items worden geëlimineerd. |
contextspecifieke |
|
De verschillen in persoonlijkheid kunnen tussen verschillende culturen niet vergeleken worden. Is deze stelling juist? |
Nee. Wanneer rekening wordt gehouden met culturele invloeden op verschillen in persoonlijkheid, dan kunnen die verschillen tussen verschillende culturen worden vergeleken. |
|
Waar kenmerken de collectivistische culturen zich aan? |
Collectivistische culturen kenmerken zich door sterkere oriëntatie naar een 'in-group', individualistische culturen door individuele oriëntatie. |
|
In individualistische culturen spreekt men van een '..1..' zelfconcept, in collectivistische culturen van een onderling '..2..' zelfconcept. |
1. onafhankelijk 2. afhankelijk |
|
Wat is het kenmerk van het onafhankelijk zelfconcept? |
Het benadrukken van individualiteit, onafhankelijk van de sociale omgeving. |
|
Wat is het kenmerk van het onderling afhankelijk zelfconcept? |
benadrukken van de inbedding in de sociale groep. |
|
Collectivisten zijn vaak alleen hulpvaardig richting hun eigen 'in-group'. Is deze stelling juist? |
Ja. |
|
Interactuele '...' zijn van groeiend belang als werkveld voor psychologen. |
trainingen. |